Europa werkt aan competenties: een kritische blik

De voorbije maand kwamen op Europees niveau twee sleuteldocumenten tot stand over de erkenning van competenties: een ontwerpaanbeveling van de Raad over het formeel en juridisch valideren van informeel en niet-formeel leren en een meer dan warme oproep om de culturele en creatieve sector te promoten.

Op zich kunnen we tegen beide zaken niet tegen zijn. Meer waardering voor wat mensen buiten de formele opleidingen leren is inderdaad belangrijk. En een pleidooi voor het belang van cultuur en creativiteit in de maatschappij lijkt ook bijzonder zinvol. Maar er schuilt toch een addertje onder het gras: beide documenten zijn immers sterk doordrongen van een economische logica. Meer jobs creëren, meer rendement realiseren, daar gaat het duidelijk om. Zo moet een formeel valideringssysteem er vooral op gericht zijn de productiviteit en de marktwaarde te bevorderen. De culturele en creatieve vaardigheden die moeten worden ondersteund, dienen hun steentje bij te dragen aan Europa’s concurrentiepositie en economische meerwaarde opleveren.

Allemaal begrijpelijk in tijden van crisis, maar ook een verenging. Want toen het Europees parlement in 2006 de Europese sleutelcompetenties voor levenslang leren goedkeurde, was dat nog met een veel bredere blik. Toen werd er namelijk gesteld dat deze de competenties zijn: “die elk individu nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, actief burgerschap, sociale integratie en zijn werk”. Met de bovenvermelde documenten komt de nadruk wel erg op het laatste te liggen.

Uiteraard heeft de crisis een impact, maar zelfontplooiing, actief burgerschap en sociale integratie blijven belangrijke doelen. Misschien zelfs meer dan ooit. Wij hopen dus dat de Europese Commissie de ontwikkeling van deze competenties evenveel mogelijkheden zal geven in de toekomst. Ook al hebben die niet rechtstreeks een marktwaarde.

Jacqueline van Leeuwen