Rapport 'Cultureel erfgoed en corona: een balans' beschikbaar

Beeld van een corona-onderzoeker, via Pixabay

De coronapandemie veroorzaakte het laatste anderhalf jaar een zelden geziene crisis. Ook de cultureel-erfgoedsector deelde in de klappen. Organisaties moesten de deuren sluiten, met inkomstenverlies en werkloosheid tot gevolg. Vrijwilligers werden verplicht hun activiteiten te staken. Erfgoedgemeenschappen hadden het moeilijk. Collecties moesten zorg ontberen, wat gevolgen had voor de conditie van de stukken. En dan hebben we het nog niet over het menselijke leed waar ieder van ons (on-)rechtstreeks mee geconfronteerd werd. Om een open deur in te trappen: de impact was en is enorm.

Een medaille met twee kanten

Maar zelfs deze medaille heeft twee kanten. De pandemie stelde immers het een en ander op scherp, en er ontstond ook wel een ‘momentum’ om bepaalde uitdagingen nu eens écht aan te pakken, of er een begin mee te maken. Vandaar dat minister van Cultuur Jan Jambon in het kader van het relanceplan Cultuur de sectorale steunpunten (Kunstenpunt, Socius, FARO) i.s.m. Cultuurloket de opdracht gaf om te werken aan het project Cultuur na Corona. FARO was verantwoordelijk voor het traject ‘cultureel erfgoed’, dat liep van mei tot en met juli 2021. Kunstenpunt werkte samen met VI.BE en Circuscentrum; De Federatie maakte op eigen initiatief een aanvullend rapport met input uit de amateurkunsten. 

Cultuurloket behield het overzicht en verwerkte de bevindingen uit de verschillende deeltrajecten in één overkoepelend rapport. De bedoeling was immers om te bekijken in hoeverre de impact in de deelsectoren van kunsten, sociaal-cultureel werk en cultureel erfgoed gelijkaardig of verschillend was, en of er ook gedeelde kansen zijn ontstaan. In dat rapport identificeert Cultuurloket enkele algemene tendensen, die de minister in de ontwikkeling van zijn beleidsvisie kan meenemen. Op de website van Cultuurloket vindt u een link naar de deelrapporten, het overkoepelende rapport en de bevindingen van Cultuurloket. 

Oproep: we vernemen graag uw feedback

Feedback, via Pixabay

Het eindrapport van FARO, Cultureel erfgoed en corona: een balans is afgewerkt en kunt u hier downloaden. Hieronder vindt u een uitgebreid overzicht van de uitdagingen die FARO voor de cultureel-erfgoedsector kon formuleren. Maar we raden u vooral aan om ook het rapport zelf door te nemen. Welke bevindingen vindt u opvallend of opmerkelijk? Ontbreekt er misschien een perspectief of invalshoek? Laat het ons zeker weten zodat we de verzamelde feedback kunnen bezorgen aan de beleidsmakers. Dat kan door een bericht te sturen naar Alexander Vander Stichele en/of Saidja Steenhuyzen van de werkgroep onderzoek van FARO. Dank alvast! 

Dit rapport kon enkel tot stand komen dankzij de intense samenwerking tussen de werkgroep onderzoek en het volledige FARO-team, én de waardevolle input en feedback van vele collega's in de cultureel-erfgoedsector en het beleid. We willen jullie hiervoor allen nogmaals expliciet bedanken. 

Uitdagingen voor de cultureel-erfgoedsector

Een momentum

De COVID-19-pandemie onder controle krijgen, is wereldwijd een van de grootste uitdagingen van de laatste jaren. Ook de cultureel-erfgoedsector deelde in de klappen. Dat bleek zowel uit de verkenning van de internationale literatuur als uit ons eigen onderzoek over de impact van de crisis op de cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen en Brussel.

Een doel van deze onderzoeksopdracht was om een beeld te geven van de impact die de crisis op de sector heeft. Dit is een momentopname (juli 2021): om de impact en gevolgen op langere termijn te kennen, zouden we deze opdracht over een jaar of langer moeten hernemen. Een ander doel was om te bekijken of de crisis ook tot innovaties heeft geleid, of dat er misschien kiemen tot innovatie zijn gelegd. We hebben in dit rapport ‘betekenisvolle erfgoedpraktijken’ gedetecteerd maar in feite blijft het ook nog vrij vroeg om echt te besluiten dat deze op langere termijn duurzaam en innovatief zullen zijn. Bovendien, hoewel de vooruitzichten hoopgevend zijn, bepaalt de pandemie momenteel nog steeds het maatschappelijke leven.

Deze kanttekeningen niet te na gesproken, konden we toch vaststellen dat de pandemie enkele veranderingen op gang heeft gebracht. Al is het misschien beter om te stellen dat de pandemie bepaalde transities, die al bezig waren, heeft versneld en/of er de urgentie van heeft aangetoond. Dat blijkt ook uit de uitdagingen die we hieronder tot besluit van deze onderzoeksopdracht formuleren. Zijn deze uitdagingen nieuw? Eigenlijk niet: ze zijn stuk voor stuk al wel eens eerder beschreven. Het grote verschil is natuurlijk dat deze crisis de samenleving, beleidsmakers én cultureel-erfgoedsector met de neus op de feiten duwt. Nu is het het moment om deze uitdagingen niet alleen te detecteren maar om er écht mee aan de slag te gaan en er werk van te maken. Een overzicht.

De maatschappelijke uitdaging

De crisis bracht talrijke gezondheids-, sociale en maatschappelijke problemen met zich mee. Het gedwongen isolement zorgde bijvoorbeeld voor een toenemende eenzaamheid en psychische problemen. Voor mensen die kleinbehuisd en/of minder goed digitaal uitgerust waren, creëerde het verplichte thuiswerk problemen. Voor kinderen en jongeren in kwetsbare thuissituaties was de sluiting van de scholen geen goede zaak.

Maatschappelijke ongelijkheden bestonden natuurlijk al, maar corona zorgde er wel degelijk voor dat de gekende en bestaande maatschappelijke ongelijkheden werden versterkt en soms uitvergroot. De uitdaging is nu natuurlijk hoe we hiermee zullen omgaan?

Opvallend is wel dat tijdens de pandemie en de opeenvolgende lockdowns bleek dat cultuur en cultureel erfgoed in het bijzonder wel degelijk bijdragen tot het welzijn en het welbehagen van burgers en gemeenschappen. De musea gebruikten deze argumentatie dan ook om een heropening te bepleiten in 2020, eerst met het zevenpuntenplan en vervolgens met het tienpuntenplan. Ook andere erfgoedorganisaties zoals archieven, erfgoedbibliotheken, erfgoedverenigingen en erfgoedcellen hebben tijdens deze crisis eens te meer beseft hoe groot de maatschappelijke rol van cultuur en erfgoed is en kan zijn. 

Reflecties over het belang van participatie met burgers en erfgoedgemeenschappen, maar ook over het gebruik en het delen van publieke ruimtes tijdens een crisis zijn daardoor hoger op de agenda’s gekomen.

De cultureel-erfgoedsector toonde dus een grote solidariteit met de samenleving en nam een grote verantwoordelijkheid op. In tijden waarin contacten verloren gingen en overleg moeilijker werd, vonden erfgoedmedewerkers elkaar snel terug waardoor ze met één stem naar buiten konden komen en het bewijs waren van veerkracht in de Vlaamse cultureel-erfgoedsector.

De rol van FARO en andere dienstverleners mag hierbij dan ook niet vergeten worden. Het ongeziene Museumoverleg XL bracht landelijke, regionale, lokale en niet-ingedeelde musea digitaal rechtstreeks bij elkaar en bewees dat de netwerken allesbehalve stilgevallen zijn. Ook de sectorgids musea en de puntenplannen konden internationaal op bewondering rekenen en golden als een voorbeeld voor de erfgoedsector in de buurlanden. FARO en de andere dienstverleners voorzagen de sector op deze manier van een stevige ruggengraat waardoor de erfgoedorganisaties weerstand konden bieden aan de pandemie. 

De digitale uitdaging

De cultureel-erfgoedsector werkt al jaren aan zijn ‘digitale transitie’. Ter illustratie: in 2010 organiseerde FARO i.s.m. het Departement CJM de studiedag ‘Musea in een digitale cultuur’. Professor Ross Parry, expert in digitaal erfgoed, was keynotespreker. In het verslag werden uitdagingen geformuleerd zoals het belang van de ontwikkeling van een digitale visie en van digitale competenties. Ook werd er aandacht gevraagd voor een state of the art digitale infrastructuur, en voldoende middelen om in dit proces te investeren.

Het belang van de digitale transitie door overheden wordt vandaag erkend, en er zijn wel degelijk inhaalbewegingen opgestart, bijvoorbeeld op het vlak van digitalisering en digitale collectieregistratie. Maar toch, we zijn elf jaar verder en het is confronterend om te merken dat nog steeds dezelfde uitdagingen worden geformuleerd.

De pandemie heeft het voorbije anderhalf jaar duidelijk gemaakt dat er niet langer kan gedraald worden. Het verplichte telewerk dwong elke professionele cultureel-erfgoedorganisatie tot een digitale wending. Dit zorgde bij veel organisaties voor een aardverschuiving: met de introductie van een digitale vergadercultuur, de ontwikkeling van digitale vormingen en webinars, de productie van digitale tentoonstellingen en andere digitale content. Uit het onderzoek bleek dat dit onder meer een winst betekent op het vlak van permanente vorming, waarbij de blik ook veel meer dan vroeger op het buitenland gericht werd. Voor sommige organisaties die met documentair erfgoed bezig zijn, zoals erfgoedbibliotheken en archieven, kwam er tijd vrij om te digitaliseren of aan de slag te gaan met digital born erfgoed. In die zin was deze periode voor sommige spelers eerder een digitale ‘versnelling’ dan een ‘omslag’. Organisaties hebben deze periode ook vaak aangegrepen om te beginnen experimenten met digitale publieksactiviteiten. Ze hebben daarbij vaak vastgesteld dat het een kunst is om dit in de vingers te krijgen, en dat het een proces is van vallen en opstaan. Zo blijkt dat het publiek niet per se op deze zaken zit te wachten, en dat er extra op marketing en communicatie moet worden ingezet.

De pandemie heeft duidelijk gemaakt dat een vorm van digitale omslag noodzakelijk en onomkeerbaar is. Ook dat stelt de cultureel-erfgoedsector, het beleid en de samenleving voor uitdagingen.

Uit het onderzoek blijken sterke noden op het vlak van digitale infrastructuur en de ontwikkeling van digitale competenties en deskundigheid van personeel. Er wordt nog te vaak en verkeerdelijk van uit gegaan dat bij een digitale omslag een ‘overzetting’ van iets analoogs naar iets digitaals wordt bedoeld. Maar dat is er slechts een aspect van. De sleutel ligt er in om op een andere, digitale manier te beginnen denken. Dit geldt bijvoorbeeld ook op het vlak van het ontvangen van de bezoekers. Onder de erfenis van corona kunnen we namelijk ook het werken met tijdsloten, digitaal reserveren, digitaal betalen en de shift naar ‘bring your own device’ rekenen. Dit kan er op termijn voor zorgen dat de onthaalfuncties in cultureel-erfgoedorganisaties helemaal herdacht kunnen worden. En het biedt nieuwe mogelijkheden op het vlak van marketing en doelgroepenwerking.

Belangrijk daarbij is ook om ruimte te creëren voor experiment. Technologische ontwikkelingen en innovaties gebeuren steeds via een iteratief proces van trial & error. Dit betekent dat er ook ruimte moet zijn voor ‘mislukking’ want niet elk project zal succesvol zijn. Toch zal het een uitdaging zijn voor cultureel-erfgoedorganisaties om steeds te waken over de kwaliteit van hun digitale content en de evolutie in de maatschappelijke verwachtingen hieromtrent.

De organisatorische uitdaging

Nu werken op locatie terug mogelijk is, wagen cultureel-erfgoedorganisaties zich aan het vraagstuk hoe ze het werk moeten gaan organiseren. De pandemie dwong het merendeel van de erfgoedmedewerkers om de overstap te maken naar telewerk, waardoor men ondertussen een goed zicht heeft op de voor- en nadelen van deze manier van werken. Op basis van de bevindingen in dit rapport zou kunnen verondersteld worden dat hybride werken dominant zal worden na de pandemie. Organisaties zullen steeds nagaan of bepaalde werktypes, vergaderingen of gesprekken met doelgroepen fysiek en/of digitaal zullen doorgaan.

Maar het is afwachten om te zien of de cultureel-erfgoedsector deze werkwijze effectief gaat hanteren wanneer alles terug ‘normaliseert’. Sommige organisaties overwegen ook flexwerk zolang dit de interne cohesie niet in gevaar brengt. Tijdens de pandemie en als gevolg van het vele thuiswerken zijn er veel verschillende werkculturen ontstaan. Het zal voor de cultureel-erfgoedorganisaties dan ook een uitdaging zijn om deze verschillende werkculturen van hun medewerkers terug compatibel te maken. Vast staat wel dat heel wat organisaties ook in de post-covidperiode meer aandacht willen blijven schenken aan het ‘menselijk’ karakter van werk, met zijn nadruk op een goede work-life balance en gebaseerd op wederzijds vertrouwen en respect.

De uitdaging voor de publieks- en vrijwilligerswerking

Aangezien de publieks- en vrijwilligerswerking tijdens de pandemie rake klappen kregen, is het niet te verwonderen dat er zich hier enkele specifieke uitdagingen stellen. Wat betreft de bredere publiekswerking situeert de voornaamste uitdaging zich op het vlak van het terughalen van het vertrouwde publiek en het bestendigen van de band met het nieuwe publiek. Door de tijdelijke sluiting van musea, archieven en erfgoedbibliotheken en ondanks de relatief snelle, zij het gedeeltelijke, heropening van deze cultureel-erfgoedorganisaties verloren ze tijdens de pandemie een aanzienlijk deel van hun vertrouwde publiek. Soms was dit uit angst voor besmetting, maar evengoed was dit omwille van het feit dat (verre) reizen of verplaatsingen ontmoedigd werden of onmogelijk waren. Het terugwinnen van dit publiek belooft een werk van lange adem te worden. Vooral wat betreft de zogenaamde kansengroepen zal dit niet zo eenvoudig zijn. Heel wat organisaties hebben het gevoel dat hun inspanningen van de afgelopen jaren op dit vlak verloren zijn gegaan. De vraag is nu of en hoe ze deze kansengroepen opnieuw tot bij hen zullen krijgen.

Tegelijkertijd kwamen cultureel-erfgoedorganisaties tijdens de pandemie en na de (gedeeltelijke) heropening in beeld als veilige, publiek toegankelijke vrijetijdsbestedingen. De maatschappelijke relevantie van en waardering voor erfgoedorganisaties kwam dan ook centraal te staan. Hierdoor bereikten musea plots bezoekers zoals jongeren, families met jonge kinderen … die voordien de weg veel moeilijker vonden. Het zal dan ook een uitdaging zijn om dit publiek te behouden.

Tijdens de pandemie is het publiek bovendien meer gewend geraakt aan digitale content. Ook hier bereikten heel wat cultureel-erfgoedorganisaties wellicht deels een nieuw publiek mee. Het zal na corona dan ook essentieel zijn om te blijven investeren in een kwalitatief online aanbod en dito publiekswerking. De cultureel-erfgoedsector zal zich blijvend moeten inspannen om gedigitaliseerd materiaal op een aantrekkelijke en toegankelijke manier te verbinden met een sterk narratief. Bij sommige organisaties leeft de vrees dat het ene publiek het andere zal opeten, terwijl ze idealiter complementair zijn. Door een gebrekkige datamonitoring heeft men hier momenteel niet echt zicht op. Er is dan ook nood aan een betere bezoekersregistratie en datamonitoring; evenals aan structureel ingebedde vormen van publieksonderzoek, zowel voor de fysieke bezoekers als de digitale gebruikers.

Wat betreft de vrijwilligerswerkingen en de lokale erfgoedverenigingen stelt zich een gelijkaardige uitdaging. Vrijwilligers werden voor corona vaak ingezet voor een breed spectrum aan ondersteunende taken (gidsen, registreren, depotwerk, etc.) binnen cultureel-erfgoedorganisaties. Zij zijn dan ook een essentiële schakel in de erfgoedwerking, maar moesten hun werk verplicht staken tijdens de pandemie. De organisaties zijn momenteel erg bezorgd omdat blijkt dat de vrijwilligers niet of slechts in beperkte mate terugkomen. Erfgoedverenigingen wijzen op een gelijkaardig probleem. Veel verenigingen zijn nu namelijk slapende waardoor de echte impact van corona niet zichtbaar is, maar ook bij hen heerst de vrees dat zij (een deel van) hun actieve leden en vrijwilligers zullen verliezen.

De impact hiervan op lange termijn voor het lokale Vlaamse erfgoedveld is momenteel nog niet duidelijk, maar zou wel eens groot kunnen zijn. Er is dan ook een grote vraag naar effectieve en werkbare strategieën om vrijwillige erfgoedmedewerkers opnieuw te activeren en om het lokale verenigingsleven te promoten. Bovendien blijft de uitdaging die we reeds een decennium geleden formuleerden vandaag even relevant: hoe kunnen lokale erfgoedverenigingen hun bestuur en ledenbestand diversifiëren? Verenigingen die diverser zijn en dus steunen op een bredere maatschappelijke basis zijn namelijk veerkrachtiger dan de andere.

De uitdaging voor collectiebeheer en -ontsluiting

De lockdowns tijdens de pandemie zorgden ervoor dat de fysieke toegang tot de collecties bemoeilijkt werd en soms zelfs onmogelijk was. Uit de focusgroep-gesprekken bleek bij sommige organisaties de toename van het aantal calamiteiten. Om dit te voorkomen is regelmatige controle van de depots en de daar aanwezige collecties essentieel. Het risico is reëel dat het aantal calamiteiten in de toekomst nog zal toenemen. Deze pandemie (maar ook andere natuurrampen zoals de overstromingen van juli 2021) verplichten collectiebeherende organisaties dan ook om sterker in te zetten op calamiteitenplanning en -beheersing.

Vraag is hierbij wel in welke mate dit op een meer geautomatiseerde en/of meer digitale wijze kan gebeuren. Veel organisaties zijn momenteel immers niet in staat om hun infrastructuur en collecties van op afstand te monitoren. Maar andere organisaties namen de pandemie net te baat om een taboe zoals digitale conditierapportering en het digitaal koerieren te doorbreken.

Ook op het vlak van onderzoek en de bredere collectieontsluiting biedt een toegenomen digitalisering kansen. Niet alleen kunnen er meer collectiestukken voor een breder publiek (van op afstand) ontsloten worden. Door kwetsbare stukken digitaal te ontsluiten, moeten ze minder vaak fysiek geconsulteerd worden, wat hun levensduur ten goede zal komen.

Uit het onderzoek blijkt wel dat het gebruik van uniforme en duurzame procedures en standaarden en de duurzame (en vaak kostelijke) opslag en ontsluiting van de gedigitaliseerde collecties zorgen blijven baren. Een groot deel van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties werkt bovendien in Vlaanderen samen met vrijwilligers om de digitalisering en (digitale) collectieregistratie op een gestaag tempo uit te voeren. De uitvoering van deze taken is problematisch geworden door de stilgevallen vrijwilligerswerking én het gebrek aan professioneel personeel in het algemeen.

Hiermee raken we aan een kernprobleem dat door de sector wordt benadrukt: het gebrek aan middelen, personeel én dus tijd om de basiswerking te garanderen. De druk wordt nog groter wanneer de ontwikkeling van een digitale werking steeds urgenter wordt. De digitale werking vervangt de reguliere immers niet maar komt er als een extra laag bovenop, net als het domein van digital born heritage trouwens. 

De zakelijke uitdaging

Ondanks het feit dat de cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen een grote impact voelde van de coronapandemie, werd de financiële schade beperkt dankzij het vangnet van de overheden. Wanneer de vergelijking wordt gemaakt met landen waar de erfgoedsector minder overheidssteun krijgt, zien we dat de impact daar nog vele malen groter was. Het is dus mede dankzij overheidssteun (zowel via de reguliere subsidies als via de bijkomende noodfondsen en noodmaatregelen) dat de sector deze moeilijke periode heeft kunnen overleven. Uit het onderzoek blijkt dat dit wereldwijd het geval is.

Dit bewijst enerzijds opnieuw het belang van een sterke overheid. Dit besef leeft sterk in het Vlaamse cultureel-erfgoedveld. Anderzijds blijkt ook wel dat door de overheid gesteunde erfgoedorganisaties minder snel geneigd zijn om alternatieve zakelijke modellen te verkennen of om actief op zoek te gaan naar aanvullende financiering, hoewel ze het belang ervan wel inzien. Gezien de crisissituatie en de eerder operationele modus waar organisaties in geduwd werden tijdens de pandemie, bleek het bovendien niet meteen een gepaste periode om alternatieve en/of innovatieve financieringsmodellen te verkennen.

De vraag naar aanvullende financiering of nieuwe zakelijke modellen is overigens evenmin verre van nieuw. Initiatieven ondernomen in het verleden wijzen erop dat dit een heel moeilijk vraagstuk is voor de cultureel-erfgoedsector. De meeste organisaties beschikken niet over de noodzakelijke competenties om hier actief op in te zetten. Bovendien is het zo dat de weinige alternatieve financieringsbronnen die ze zien en waar ze al mee geëxperimenteerd hebben, procentueel vaak bitter weinig opbrengen ten opzichte van de totale werkingskost. Maar dit neemt niet weg dat de sector wel degelijk vragende partij is om hier in de toekomst verder over na te denken. Dat werd ook tijdens deze onderzoeksopdracht bevestigd.

Hier zien we veel vragen over digitale verdienmodellen. De idee leeft sterk (en wordt in de praktijk vaak bevestigd) dat de online gebruiker niet wenst te betalen voor het digitale aanbod, tenzij het om iets exclusiefs gaat. Er wordt geëxperimenteerd zoals wanneer aan gebruikers wordt gevraagd om een klein bedrag extra te storten wanneer ze online een ticket boeken. Maar deze acties zijn eerder manieren om de band met het publiek aan te trekken dan dat ze aanzienlijke bijkomende inkomsten (zullen) opleveren.

Doordat heel wat organisaties de principes van ‘open data’ huldigen zijn ze bovendien niet geneigd om nu of in de toekomst geld te vragen voor hetgeen ze digitaal aanbieden. Daarenboven kwam het ganse ‘sponsormodel’ tijdens de pandemie op losse schroeven te staan omdat de organisaties nauwelijks return konden bieden of omdat de traditionele sponsors zelf de financiële impact van de crisis moesten ondergaan. Het blijft dus een uitdaging om na te gaan hoe en in welke mate cultureel-erfgoedorganisaties duurzame financiële inkomstenbronnen kunnen aanboren naast hun reguliere subsidiëring.

De internationale uitdaging

De voornaamste uitdaging op internationaal vlak is momenteel wellicht deze van de buitenlandse promotie van Vlaanderen en Brussel als een bijzondere en veilige (erfgoed)bestemming. Heel wat Vlaamse cultureel-erfgoedorganisaties voelen immers de impact van het imploderen van het buitenlands toerisme door corona. Zeker in de Kunststeden, waar men traditioneel heel wat buitenlandse bezoekers mag verwelkomen maar evengoed in de Westhoek met zijn oorlogsverleden vreest men dat het nog even zal duren vooraleer het toerisme zich volledig heeft hersteld. En alhoewel de crisisperiode aanleiding gaf tot bezinning over het vaak weinig duurzame toeristische model, leeft de overtuiging dat men de internationale bezoekers nodig heeft voor het leefbaar houden van de eigen organisatie.

Anderzijds is het ook wel zo dat een aantal cultureel-erfgoedorganisaties zich door het wegblijven van de internationale bezoekers weer meer zijn gaan richten op de lokale bevolking. Zij herontdekten vaak het lokale erfgoed en konden de verloren buitenlandse toeristen compenseren. Bovendien werd het vaak strakke tentoonstellingsritme door de pandemie zowat overal gedwongen losgelaten. Los van de gekende discussies over de voor- en nadelen van huidige tentoonstellingsmodellen (met nadruk op tijdelijke thematische of grote (monografische) overzichtstentoonstellingen waarvoor werken van over de hele wereld worden overgevlogen), kwam de focus hierdoor weer meer te liggen op de eigen collectie als fundament voor elke erfgoedwerking. Heel wat organisaties ervoeren dit als een verademing. De uitdaging in de toekomst zal dan ook zijn om een gezond evenwicht te vinden tussen het internationale en het lokale toerisme, de vaste collectiepresentatie en de tijdelijke tentoonstelling. Het is een delicaat evenwicht, nodig om het ecosysteem van het Vlaamse cultureel-erfgoedveld levendig en gezond te houden.

Tot slot blijkt uit dit onderzoek dat de pandemie een verhoogde nationale en internationale solidariteit en samenwerking binnen het erfgoedveld heeft teweeggebracht. Aangezien de pandemie een wereldwijde crisis was, die alle erfgoedspelers wereldwijd trof en nog steeds treft, kwam er al vlug een internationale beweging op gang om de impact van de pandemie op het erfgoedveld wereldwijd in kaart te brengen. Naast deze mapping, grepen organisaties dit moment aan om van elkaar te leren, én om samen na te denken hoe met deze impact om te gaan. Internationale, nationale, regionale én lokale koepel- en sectororganisaties vonden elkaar meer dan ooit tijdens deze crisis. In Vlaanderen leidde dit o.a. tot de creatie van het digitale Museumoverleg XL en mochten vertegenwoordigers van Belgische musea aan de Franse senaat uitleggen hoe ze door samenwerking en intensief overleg de museumsector konden heropenen tijdens de pandemie.

Deze verhoogde internationale en nationale samenwerking, netwerking en solidariteit kwam er vanuit de fundamentele vaststelling dat cultuur in het algemeen en erfgoed in het bijzonder ertoe doen. Dat is het voorbije anderhalf jaar meer dan ooit duidelijk geworden. Dat is misschien nog de belangrijkste les die deze crisis ons leert. De vraag – of uitdaging – zal nu zijn om de waarde en (maatschappelijke) relevantie van cultureel erfgoed te blijven erkennen en koesteren, ook tijdens de jaren die volgen. 

Lees meer

Leonard Adriaen, Alexander Vander Stichele, Olga Van Oost, Saidja Steenhuyzen (2021) 'Cultureel erfgoed en corona: een balans. Een verkennende studie over de impact van de COVID-19-pandemie op de Vlaamse cultureel-erfgoedsector'. Brussel, 2021.

Binnen dit traject bracht FARO niet alleen een heleboel uitdagingen in kaart, maar werden ook enkele goede, inspirerende praktijken verzameld die ontstaan zijn tijdens de coronapandemie of in die periode tot volle bloei zijn gekomen. In een reeks van zes blogs laten we u kennismaken met collega’s die blijk hebben gegeven van een grote veerkracht. U leest hun ervaringen hier (reeks wordt aangevuld):

Olga Van Oost