Microklimaat

Lokaal afwijkend klimaat. Kan natuurlijk of artificieel, gunstig of ongunstig zijn. Een natuurlijk microklimaat komt vaak voor op plekken waar weinig tot geen ventilatie is. Doelbewuste microklimaten vereisen een (nagenoeg) luchtdichte opbergeenheid.

Messing

Een metaallegering uit koper en zink.

Melinex

Polyesterfolie, hoge resistentie tegen vochtigheid en warmte, chemisch inert, zonder weekmakers, wordt niet broos, vergeelt niet, transparant. Melinex is een merknaam, ook gekend onder de naam Hostaphan en Mylar.

Meetinterval

De vaste tijdsduur tussen twee metingen.

Mattolein (= mattolin, mattoléine)

Vernis op basis van dammargom en terpentijn, koud toegepast op negatieven om het retoucheren te vergemakkelijken.

Materiaaltechnisch onderzoek

Een grondig (natuur)wetenschappelijk en fotografisch onderzoek van de fysieke elementen van het object. De resultaten worden genoteerd in een gedetailleerd rapport over de samenstelling van het object en zijn conditie. Dit onderzoek leidt vaak tot aanbevelingen voor het gebruik, de conservering en de omgeving.

Marquetterie

Dit zijn verschillende stukjes fineerhout verlijmd op een ondergrond. Door gebruik van verschillende houtsoorten en andere materialen kan men figuratieve taferelen creëren. Is het enkel een geometrisch patroon, dan spreekt men van parquetterie.

Lux en lumen

Lux (lx) is een eenheid waarmee men aangeeft hoeveel licht op een oppervlak of object valt ongeacht het aantal of de soort lichtbronnen. Lumen (lm) is een eenheid waarmee aangegeven wordt hoeveel licht een bepaalde lichtbron afgeeft. In de erfgoedsector wordt hoofdzakelijk de lux gemeten (zoals in de fotografie).

Luchtbehandeling

Actieve klimaatbeheersing, hetzij door een centrale installatie, hetzij door mobiele toestellen. Het binnenklimaat aanpassen door te verwarmen, te verkoelen, te bevochtigen of te ontvochtigen, te ventileren en de lucht te filteren. Zie ook Klimatisatie.

Lignine

Lignine is een complex polymeer aanwezig in de celwanden van planten. Het geeft sterkte aan de vezels maar is sterk onderhevig aan licht. Vanaf midden 19de eeuw werd houtpulp het meest gebruikt bij de productie van papier. Houtpulp bevat veel lignine (tot 30%) en deze lignine vormt samen met lijmen en chloor de grootste inherente schadefactor bij papier. Verkleuring en het bros worden van papier zijn typische kenmerken van de afbraak van lignine onder invloed van licht.