Organisatorische maatregelen tegen brand

Brandoefening. Foto: Rüdiger Fein via Pixabay

Brand is vaak de grootste risicofactor voor de veiligheid van mensen, gebouw en collectie. Hoe brandveilig uw erfgoedinstelling is, hangt af van de samenhang van vier veiligheidspijlers (de OFEM-maatregelen):

  • Organisatorische maatregelen
  • Fysische en bouwkundige maatregelen
  • Elektronische maatregelen
  • Meldingsmaatregelen

We gaan hier in op de organisatorische maatregelen. Hebt u nood aan of gelegenheid tot het implementeren van extra bouwkundige en technische maatregelen, dan kunt u terecht op de pagina's 'Infrastructurele beveiliging tegen brand'.

Wettelijke bepalingen

Momenteel zijn in de toepassing van de welzijnswet zowel het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) als de Codex over het welzijn op het werk van toepassing. Bepaalde zaken uit het ARAB - met name artikel 52 - zijn al omgevormd naar de Codex, maar nog niet alles en daarom blijven beide wetgevende documenten voorlopig langs elkaar bestaan. Wijzigingen tussen het ARAB en de Codex kunnen teruggevonden worden op de website van het Fireforum. Uiteindelijk zal het ARAB verdwijnen.

Veiligheidsbeleid

Werk binnen uw instelling aan een veiligheidsbeleid met de directeur, het management en iedereen die werkt in de erfgoedorganisatie, conform de Codex, Boek I, Titel 2 – Algemene beginselen betreffende het welzijnsbeleid, Hoofdstuk II – Het dynamisch risicobeheersingssysteem.

Dit beleid moet opgesteld worden door de preventieadviseur en bij het ontbreken van een interne preventieadviseur kan dit gebeuren door de werkgever of door een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (EDPB).

Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

De Codex over het welzijn op het werk, meer bepaald Boek III - Titel 3: Brandpreventie op arbeidsplaatsen, verplicht de werkgever om een risicoanalyse uit te voeren en op basis hiervan de nodige preventiemaatregelen uit te werken. 'Preventiemaatregelen uitwerken' betekent dat deze op gepaste wijze in de praktijk gebracht moeten worden. De lijst met uit te werken maatregelen omvat zeker, maar is niet noodzakelijk beperkt tot:

  • de oprichting van een brandbestrijdingsdienst,
  • het verzekeren van de snelle en veilige evacuatie,
  • de snelle bestrijding van een beginnende brand met beschermingsmiddelen,
  • de opmaak van een nood- en interventieplan,
  • de opleiding en informatie van werknemers,
  • een afsprakenkader dat de verplichtingen van de werkgever tegenover externe aannemers en onderaannemers vastlegt, zoals bijvoorbeeld het gebruik van een vuurvergunning.

Een vuurvergunning op zich wordt niet expliciet verplicht gesteld in de Codex, maar het is een handig en veel gebruikt document dat zich situeert in de algemene verplichtingen van artikel 52.1.1. van het ARAB dat stelt: "dat de werkgever de nodige maatregelen, door de omstandigheden aangewezen (d.w.z. dat de maatregelen het gevolg moeten zijn van een uitgevoerde risico-evaluatie van de concrete omstandigheid) moet nemen om:

  1. brand te voorkomen;
  2. om ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
  3. en om in geval van brand:
    • te waarschuwen en alarm te geven;
    • de veiligheid van de personen te verzekeren en zo nodig voor hun snelle en gevaarloze ontruiming te zorgen;
    • onmiddellijk de gemeentelijke of gewestelijke brandweer te verwittigen."

Opslag van ontvlambare vloeistoffen

Toepasselijke wetgeving:

  • Codex, Boek III, Titel 5 - Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen
  • ARAB, Art. 52 m.b.t. brandvoorkoming
  • Koninklijk Besluit van 11 maart 2002 m.b.t. chemische agentia
  • Koninklijk Besluit van 13 maart 1998 betreffende de opslag van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen
  • Vlarem I en II (milieuwetgeving)
  • Europese verordening 1272/2008 m.b.t. de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels

Interventiedossier

Volgens het Koninklijk Besluit van 28 maart 2014 moet er een interventiedossier ter beschikking gesteld worden aan de ingang van het gebouw. Dit interventiedossier bevat:

  • de elementen van het brandpreventiedossier (het evacuatieplan, een lijst met beschikbare beschermingsmiddelen tegen brand en hun situering op plan, de informatie op vraag van de openbare hulpdienst voor het opmaken van een nood- en interventieplan),
  • de locatie van de elektrische installaties,
  • de werking en locatie van de sluitkranen van de gebruikte fluïda,
  • de plaats en de werking van de ventilatiesystemen,
  • de locatie van de branddetectiecentrale.

Brandmelding

De persoon die een brand ontdekt is wettelijk verplicht dit te melden en de dichtstbijzijnde brandweerkazerne te informeren (cascadesysteem bij het ontstaan van een brand). In totaal zijn er een twintigtal erkende/vergunde alarmcentrales. Deze lijst is onderhevig aan wijzigingen en kan teruggevonden worden op de website van Vigilis.

Voorkomen

Blusoefening. Foto: Shalom de Léon via Unsplash

Organisatorische maatregelen om brand te voorkomen komen veelal neer op procedures, opleiding en vorming, en de opmaak van een adequaat calamiteitenplan. Het menselijk handelen is zowel de sterkste als de zwakste schakel in de brandveiligheid van een depot.

Overleg met de brandweer

Overleg met de brandweer is cruciaal. Omdat hun expertise onmisbaar is bij de opmaak van een veiligheidsplan, een calamiteitenplan en strategieën voor het beheersen van brandrisico's (gebouw, installaties en organisatie). Maar vooral omdat bij brand hun interventie onmisbaar is.

  • Bespreek de prioriteiten bij een interventie. Nadat de aanwezige mensen in veiligheid zijn gebracht, is het voor een erfgoedinstelling uiterst belangrijk om de collectie en de belangrijke data veilig te stellen. Voor de brandweer ligt dat anders. Het is daarom noodzakelijk dat aspect te bespreken. Overloop de aanpak bij een interventie en nodig de brandweer uit op evacuatieoefeningen van mensen en collecties.
  • Maak samen een interventiedossier met interventieplannen (zie hoger).
  • Nodig de brandweer uit voor een jaarlijkse rondleiding met informatie over het erfgoed in het gebouw. Laat de hele ploeg vertrouwd raken met de collectie, het gebouw, de plattegrond enz. Verzorg jullie relatie. Laat het gebouw nakijken op brandveiligheid en volg hun aanbevelingen op.
  • Laat de passieve brandbeveiliging in kaart brengen en evalueren door de brandweer: bv. compartimentering, brandwerende deuren, brandkleppen ventilatie en de werking van de nooddeuren
  • Laat de actieve beveiliging nakijken op doeltreffendheid door de brandweer: branddetectie, brandblussers, signalisatie en noodverlichting (en gasdetectie als gas als energiebron wordt gebruikt).
  • Kies de juiste brandblussers voor de ruimtes.
  • Informeer de brandweer over de situering en inhoud van de sleutelkluis (passe-partout voor alle sloten), de coördinaten van de verantwoordelijke van het gebouw; de inventaris van de gevaarlijke stoffen, de situering van de hemelwaterputten en indien van toepassing de gasafsluiters en de gascabine. Op die manier is de brandweer vertrouwd met het gebouw en kunnen ze sneller en efficiënter reageren bij brand.
  • Overleg over de blussystemen en -middelen en leg uw bezorgdheid uit over waterschade bij het blussen. Laat bluswater onmiddellijk wegpompen om vervolgschade te voorkomen.
  • Informeer de brandweer bij het begin over de eventuele aanwezigheid van bijzonder brandbare collecties zoals filmmateriaal en natuurhistorische collecties (specimens op alcohol).
  • Vraag naar advies om uw gebouw brandveiliger te maken, en vraag informatie over brandpreventie. Houd jaarlijkse evacuatie-oefeningen samen met de brandweer. 
  • Nodig eveneens een preventieadviseur of de politie uit voor advies over het vermijden van brandstichting. 

Opleidingen

Train het personeel in brandpreventie, evacuatieprocedures, het gebruik van blusapparaten en de melding aan een brandcentrale (zie wettelijke verplichting hierboven).

Interne procedures

Werk binnen uw instelling aan een veiligheidsbeleid (zie wettelijke verplichting hierboven) met de directeur, het management en iedereen die werkt in de erfgoedorganisatie. Maak iemand verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan.

  • Richt binnen de organisatie een preventiecomité voor brand op, waar zowel personeel als het management deel van uitmaken. Overleg regelmatig over de veiligheid. 
    • Ontwikkel en implementeer in dit team een programma over brandpreventie met als inhoud: aanpassingen van het gebouw, procedures bij brand (zie calamiteitenplan), systemen en installaties voor bescherming tegen brand en het opleiden van medewerkers. 
    • Ontwikkel en implementeer eveneens beleid, praktijken en procedures met als doel een brandveilige omgeving voor zowel de mensen als de collectie. Bv: verbied het gebruik van open vlammen, verbied het gebruik van warmtegenererend materiaal in de nabijheid van brandbaar materiaal, …
    • Werk een risicoanalyse uit i.v.m. de brandveiligheid en neem maatregelen om de risico’s te verlagen.
Verboden te roken. D-P001 volgens DIN 4844-2
  • Introduceer een rookverbod in het gebouw en breng bij alle toegangen stickers aan. 
  • Vermijd zo veel als mogelijk werkzaamheden in en op het gebouw. Ze verhogen de kans op brand aanzienlijk. Zeker het werken met open vlam en hitteproductie zijn risicovol: dakwerken, lassen en solderen, enz. Als het niet anders kan, neem dan maatregelen om de collectie te vrijwaren. Werk een protocol uit voor het werken met hittebronnen. Houd altijd toezicht op werklui in en op het gebouw. (bv. vuurvergunning voor laswerken).
  • Houd ook toezicht op onderhouds- en schoonmaakploegen en ga na of ze thuis zijn in het werken met brandgevaarlijke producten en materialen (al is het nog beter om die compleet te weren).
  • Inspecteer en onderhoud alle elektrische installaties, installaties die warmte produceren of genereren en veiligheidsinstallaties in het gebouw zorgvuldig.
  • Plaats geen warmtebronnen zoals waterkokers, losse radiatoren naast ontvlambaar materiaal. Verwijder tijdelijke losse bekabeling na gebruik onmiddellijk.
  • Plaats ontvlambare materialen zoals solventen, vernissen, wassen enz. nooit in de buurt van ruimtes met erfgoed, maar in een daartoe bestemde, aparte ruimte.
  • Schakel elektrische circuits zo veel mogelijk uit als ze niet nodig zijn, zoals verlichting, kantoorinfrastructuur, … (gebruik timers/domotica).
  • Ontzeg zo veel mogelijk de toegang van externen en niet-bevoegde internen tot de niet publieke ruimtes en voer een gecontroleerd toegangssysteem in.
  • Bewaar een back-up van de registratie in een brandvrije kluis en het liefst op een andere locatie.
  • Verwijder afval onmiddellijk en houd de ruimtes vrij en schoon.
  • Neem maatregelen om de collecties in het depot en in de tentoonstellingsruimtes te beschermen tegen brand en waterschade.

Tips

Blikseminslag

Installeer en onderhoud de bliksembeveiliging.

Nabijheid van externe bronnen, risico op brandoverslag
(Aanpalende gebouwen, struiken, bosbrand)

  • Luister naar het nieuws.
  • Houd bomen, struikgewas en andere plantengroei op een afstand als ze in een zone staan met een hoog risico.
  • Bedek de collecties om ze te beschermen tegen rook en roet bij een brand in een ander gebouw/andere ruimte.
  • Sluit het ventilatiesysteem af. 

Elektrische bronnen
(Onbetrouwbare of overbelaste bedrading en elektrische panelen/bediening, onbetrouwbare elektrische uitrusting of toepassingen)

  • Laat de elektrische uitrusting nakijken door een elektricien. 
  • Zorg ervoor dat de uitrusting en de toepassingen zijn geregistreerd en goedgekeurd, dat ze goed functioneren, en dat ze worden uitgeschakeld indien niet in gebruik. 
  • Gebruik geen elektrische bedrading met gerafelde draden, of als het veilig gebruik verdacht lijkt. Overbelast het circuit niet.
  • Zorg ervoor dat de zekeringen en de stroomonderbrekers op de juiste manier worden gebruikt.
  • Vermijd het gebruik van verlengdraden en verschillende verdeeldozen. 
  • Gebruik enkel gecertificeerd materiaal.

Gebruik van warmtebronnen, werken met vuur
(Mobiele verwarmingstoestellen, interpretatieve open haarden, open vlammen, werkzaamheden met lassen, smelten of verbranden)

  • Houd warmte en vlammen weg van ontbrandbaar materiaal.
  • Gebruik een brandscherm voor een open haard. Houd een brandblusser bij de hand in de nabijheid. 
  • Onderhoud een brandbewaking met de mensen die opgeleid zijn om de brandblussers te gebruiken. 
  • Werk voor laswerken en dergelijke enkel samen met bedrijven die een vuurvergunning kunnen voorleggen.
  • Houd toezicht over dergelijk werk en zorg tijdens de werken dat er na afloop elke dag een rondgang wordt uitgevoerd samen met een van de interne medewerkers.

Brandbare vloeistoffen in het gebouw

  • Bewaar enkel de toegelaten kleine hoeveelheden in het gebouw. 
  • Pas de juiste handeling, opslag en recyclageprocedures toe. 
  • Houd ook geactualiseerde Material Safety Data Sheets bij en label de flessen duidelijk. 
  • Verbied de opslag van dergelijke vloeistoffen in elektrische ruimtes of naast elektrische installaties.

Risicovolle collecties
(Cellulosenitraat, wapens, munitie, explosieven, natuurhistorische collecties op alcohol, ...)

  • Onderzoek de collecties om gevaarlijke objecten te identificeren.
  • Desactiveer de objecten zoveel mogelijk (wapens onklaar maken) en bewaar en hanteer ze op een veilige manier. Geef ze een extra label en houd deze specifieke gevaren bij in de registratie. 
  • Bewaar cellulosenitraat bij voorkeur in gekoelde ruimtes.

Brandstichting
(Soms in combinatie met diefstal om af te leiden) 

  • Raadpleeg de politie voor gratis advies om uw gebouw het best te beschermen.
  • Houd het gebouw goed verlicht aan de buitenkant.
  • Verwijder alle onnodige zaken naast het gebouw die de brand kunnen versnellen, snoei struiken in de nabijheid van het gebouw waar een crimineel zich kan verstoppen, vooral naast deuren en ramen. 
  • Vraag aan de politie om te patrouilleren tijdens de nacht.
  • Voer veiligheidstesten uit bij de medewerkers.
  • Huur extra beveiliging tijdens risicovolle tentoonstellingen. 
  • Ontwikkel goede communicatie met de bezoekers en gemeenschappen. 

Blokkeren

  • Zorg dat gebruikers en personeel alle deuren en ramen gesloten houden, ook de deuren van kasten.
  • Er bestaan richtlijnen voor de opslag van brandgevaarlijke producten (zie hoger). Label de producten en sla ze op in een brandveilige chemiekluis of -kast, ofwel in een ruimte die aan de normen voldoet. 
  • Sla hoog brandbare collecties elders op, zoals collecties in cellulosenitraat, natuurhistorische collecties op alcohol en explosieven.

Detecteren

  • Naast de automatische reactie van rookmelders is een oplettende blik van aanwezig personeel onmisbaar. Houd het liefst elke dag een inspectie in en rond het gebouw. Anomalieën of (brand)gevaarlijke situaties merkt u zo tijdig op. Gebruik een inspectielijst met aandachtspunten i.v.m. brandveiligheid zodat u zeker bent dat u niets over het hoofd ziet.
  • Bij constructies zoals valse plafonds brengt u best branddetectie aan in het valse plafond.

Reageren en remediëren

Zie ook 'Hoofdstuk 2: Voorbereiding' en 'Hoofdstuk 3: Noodreactie en herstel'.

  • Zorg dat personeelsleden getraind zijn in het gebruik van de aanwezige brandblusapparaten en op de hoogte zijn van het calamiteitenplan.
  • Zorg dat bij alle telefoontoestellen alarmnummers aanwezig zijn.
  • Gebruik een calamiteitenkar met noodmaterialen om de collecties te evacueren en de eerste zorgen toe te dienen.
  • Volg de richtlijnen in het noodreactie- en herstelplan brand.
  • Leg contacten met conservatoren-restauratoren die de eerste hulp kunnen toedienen aan beschadigde collecties en beschikbaar zijn in geval van een calamiteit. Neem hun contactgegevens op in het calamiteitenplan.

Deze tekst kwam tot stand met medewerking van Ibrahim Bulut, Nordin M'Rabet en Veerle Meul. Ibrahim Bulut is senior security consultant en veiligheidsexpert voor musea. Nordin M'Rabet werkte eerder als preventieadviseur en ambtenaar noodplanning en is nu account manager bij Tyco BSP Belgium.