Materialen en technieken van schilderijen

© A-C Olbrechts

Schilderijen kunt u opsplitsen in werken op mobiele (paneel, doek, koper, karton, ivoor, ...) en immobiele (muurschilderingen, fresco's, ...) dragers. In deze rubriek worden enkel verplaatsbare werken besproken (de 'ezelschilderkunst').

Een schilderij bestaat steeds uit een drager en diverse verflagen. Meestal is de drager voorzien van een voorlijming en een preparatielaag waarop de verflaag is aangebracht. De verflaag op zich bestaat vaak uit verschillende lagen.

Drager 

  • hout (bv.: eik, populier, mahonie ...),
  • doek (bv.: linnen, katoen, jutte),
  • metaal (bv.: koper, ijzer, tin, lood ...),
  • karton,
  • papier,
  • ivoor.

De keuze van de drager wordt bepaald door een combinatie van factoren, zoals:

  • de geografie (eikenhout in Noord-Europa, populierenhout in Zuid-Europa),
  • het beoogde eindaspect of de esthetiek,
  • het budget van de opdrachtgever. Bv.: een koperpaneel is duurder dan een paneel; een paneel is duurder dan doek,
  • de functie van het kunstobject. Bv.: een portretmedaillon op ivoor dat als juweel wordt gedragen.

Preparatie 

  • voorlijming (meestal huidenlijm),
  • grondering (krijt of gips met dierlijke lijm, loodwit en lijnolie).

De keuze van de preparatietechniek wordt sterk beïnvloed door het materiaal van de drager en het gewenste eindaspect. Alle lagen reageren anders op externe factoren. De twee beïnvloeden elkaar ook onderling door hun eigen gedrag en verouderingsproces.

Sommige dragers bestaan uit een samenstelling van twee verschillende dragers. Als het gaat om een zachte drager die op een harde drager werd aangebracht, spreekt men van een marouflage (bv. doek gekleefd op paneel). Een marouflage kan oorspronkelijk zijn, maar het kan ook om een latere ingreep gaan tijdens een restauratiecampagne.

(Verf)lagen

  • ondertekening (kan bestaan uit houtskool, krijt, olieverf of inkt: kan zijn aangebracht met penseel, pen, veer of zilverstift),
  • isolatielaag (meestal lijnolie),
  • imprimatura (gewassen kleurlaag boven op de grondering met als doel een optische binding te vormen in schaduw- en halfschaduwzones. Over de juiste definitie van deze term bestaat discussie),
  • olieverflagen (pigment gebonden in oliebindmiddel (lijnolie, papaverolie, notenolie), in een opbouw van mager naar vet.

De verflaag bestaat uit pigmenten, gebonden in een bindmiddel. Het pigment bepaalt de kleur van de verf, en het bindmiddel bepaalt de techniek. Pigmenten kunnen onderverdeeld worden in twee groepen:

  • organische pigmenten zijn afkomstig van planten en dieren. Ze bevatten koolstofverbindingen. Van verschillende pigmenten bestaat er tegenwoordig vaak een goedkoper synthetisch equivalent: Indisch geel, sepia, kraplak, violet, karmijn ...;
  • anorganische pigmenten worden gewonnen uit mineralen, zoals loodwit, cadmiumgeel, gele oker, gebrande sienna, rauwe omber, kobaltblauw ...

Het bindmiddel bepaalt de schildertechniek. De lijst hieronder vermeldt verftypes en hun bindmiddel: 

Verftype

olieverf
 

aquarelverf

 

acrylverf

 

encaustiek

eitempera

alkydverf 

Bindmiddel

lijnolie (met toevoeging van papaverolie, notenolie ...)

Arabische gom (met toevoeging van dragantgom, ossegal, glycerine ...)

acryl (dispersie van polyacrylaten en polymethylacrylaten)

was (bijenwas, carnaubawas)

eigeelemulsie

alkydhars

Datering

vanaf de 14e eeuw
 

vanaf 700 v.Chr.

 

vanaf 1949

 

vanaf 1000 v.Chr.

vanaf 700 v.Chr.

vanaf 1976

Elke schildertechniek heeft kenmerkende eigenschappen, zowel tijdens het creatieproces als in het finale resultaat. Bij elke techniek kunnen er toevoegingen of 'schildermediums' gebruikt worden die invloed hebben op het karakter van de verflaag. Ze bepalen mee het aspect van de verf op het vlak van: uitvloeiing, glans, volume, droogtijd, transparantie en dekkracht. Hierdoor kunnen sommige verfsoorten optisch sterk op elkaar lijken. 

Beschermlaag 

De beschermlaag bestaat meestal uit een vernislaag. Die fungeert niet enkel als beschermlaag maar geeft het schilderij ook een bepalend glansaspect en een kleurdiepte. Niet in elke periode van de kunstgeschiedenis is er standaard een vernislaag aangebracht (bv. niet in het impressionisme). Zonder beschermlaag wordt de verflaag meer blootgesteld aan externe factoren en is ze gevoeliger voor schade: vuil en stof kunnen er zich hardnekkiger in vastzetten.

Door de eeuwen heen werden verschillende stoffen gebruikt als bescherm- of vernislaag:

  • eiwit,
  • lijmen (huidenlijm, steurlijm ...) ,
  • harsen (mastix, dammar, copal, schellak ...),
  • gommen (Arabische gom ...),
  • oliën (lijnolie ...),
  • synthetische harsen (regalrez, laropal, paraloid ...),
  • wassen (bijenwas, microkristallijne was ...).

Dit hoofdstuk werd geschreven door David Lainé voor Depotwijzer.be.

Adviseur behoud en beheer
T
02 213 10 86