Moeten musea bang zijn van lege vitrines?

Blanco museumruimte. Foto: DESH via Pixabay

FARO-collega Katrijn D'hamers dook in de FARO-bibliotheek en las het boek Het lege-vitrinesyndroom. Daarin onderzoekt Jos van Beurden lastige vragen over koloniale collecties. Een bespreking!

Hoe schudden we het lege-vitrinesyndroom van ons af? De angst dat erfgoedorganisaties alles moeten teruggeven wat in onrechtvaardige omstandigheden werd verzameld en er niets zal overblijven in de musea zelf, kunnen we maar moeilijk achter ons laten. Verandering komt slechts geleidelijk en heel traag op gang, zo beschrijft Jos van Beurden in zijn nieuwe boek Het lege-vitrinesyndroom. Verschillende Europese landen en erfgoedorganisaties ontwikkelen dan wel een beleid, terwijl andere erfgoedorganisaties, privéverzamelaars en handelaren blijven dwarsliggen.

Boekcover 'Het lege-vitirinesyndroom'

Van Beurden fileert in zijn boek met duidelijke taal en vele concrete voorbeelden waar verandering stropt maar ook waar doorbraak mogelijk is. "Regeringen, musea en particulieren in Europese landen hoeven niet bang te zijn? Er is hier genoeg, er is zoveel meegenomen. Zij moeten dat onder ogen zien en hun angst voor lege vitrines beteugelen. Ze moeten daden stellen die partners in het zuidelijk halfrond vertrouwen geven in hun bereidheid collecties los te laten en genereus mee te werken aan de teruggave ervan", zo sluit Van Beurden zijn boek af op p. 130.

In zijn boek klinkt Van Beurden bijwijlen cynisch – verandering gaat erg traag en maatregelen leveren maar weinig op – maar ook hoopvol. Hij meent dat we leven in een tijdperk tussen praten over teruggave en het effectief teruggeven en herstellen. En hoewel ‘restitutiedwarsliggers’ nog in vele erfgoedinstellingen, en meer nog in de kunsthandel en onder privéverzamelaars de hakken in het zand zetten tegen teruggave, zijn er daarentegen ook mensen die het thema in beweging zetten.

Leidraad in het boek zijn drie lastige vragen: over herkomstonderzoek, collecties van privéverzamelaars en kunsthandelaren en de vraag over bij wie een teruggave terecht moet komen.

Herkomstonderzoek

Van Beurden pleit voor een radicale verandering bij erfgoedorganisaties en bij het dekoloniseren van herkomstonderzoek. Dit thema behandelt Van Beurden in hoofdstuk 6. Maar herkomstonderzoek van erfgoed uit koloniale gebieden was lange tijd geconcentreerd op het leven na aankomst in Europa. Over de makers en eerste gebruikers was weinig bekend. Op het einde van de 20e eeuw kreeg dit onderzoek echter een nieuwe impuls door de toegenomen aandacht voor naziroofkunst. Herkomstonderzoek ‘nieuwe stijl’ moet volgens Van Beurden aandacht hebben voor het leven van voorwerpen van hun begin tot vandaag. Dat is best moeilijk, want in tegenstelling tot de enorme hoeveelheden voorwerpen, voorouderlijke resten en archieven uit koloniale gebieden zijn er maar weinig bronnen beschikbaar. Hoe moet het onderzoek dan verlopen? Hoe worden de ex-kolonies betrokken?

Van Beurden breekt een lans voor dekolonisatie van herkomstonderzoek. Hoe is de macht in herkomstonderzoeksprogramma’s verdeeld, vraagt hij zich af. Wie bepaalt of en welke collecties moeten worden onderzocht? Wat moet er dan worden onderzocht, wat zijn de vragen, wie moet ze beantwoorden, en waar moet het onderzoek gebeuren? Wie betaalt ervoor? Vanaf p. 74 van zijn boek doet Van Beurden enkele suggesties voor een meer gelijkwaardig herkomstonderzoek. Onder andere het belang van mondelinge overleveringen kan meer gewaardeerd worden. Op p. 76 volgt een helder antwoord over welke rollen de herkomstlanden dan hebben en welke rollen musea kunnen innemen.

Particulieren en handelaren

Er zijn ontelbaar veel collecties meegenomen, schrijft Van Beurden in hoofdstuk 6, maar we weten niet precies hoeveel. Niet alles werd in duistere omstandigheden meegenomen. Alleszins moeten in deze verzamelingen ook veel waardevolle stukken huizen. Maar slechts een beperkt aantal van de collecties is ook effectief werkelijk zichtbaar, via bijvoorbeeld bruiklenen. Musea gaan verder in de controle van de herkomst van stukken. Voor de handel ligt dit vaak anders: de herkomst wordt nagekeken op databanken van gestolen handel. Indien de stukken er niet vermeld staan, is handel mogelijk.

Aan wie teruggeven?

In hoofdstuk 7 behandelt Van Beurden de complexe vraag aan wie dan moet worden teruggeven. Wat is de status van de nationale musea, wie zijn de regionale of lokale rechthebbenden? Hebben zij ook een stem? Waarom wordt meestal enkel onderhandeld tussen regeringen en niet met de nakomelingen en minderheden uit de ex-kolonies terwijl zij wel de oorspronkelijke bezitters waren?

Het antwoord is gelaagd en kent vele dilemma’s. De Restitutiewet die in 2022 in België werd gestemd bijvoorbeeld klinkt op papier goed. Voorwerpen waarvan bewezen is dat ze zijn geroofd, moeten eigendom worden van het herkomstland. Tegelijk is een van de tekortkomingen dat de wet enkel onderhandelingen toelaat met de regeringen van de herkomstlanden en niet met de herkomstgemeenschappen.

FARO-bibliotheek

Wil u Het lege-vitrinesyndroom inkijken of lenen? Een bezoek brengen aan de FARO-bibliotheek kan op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag, na afspraak, van 8.30 tot 16.30 uur. Een afspraak maken kan eenvoudig via bibliotheek@faro.be of 02 213 10 60.

Onze dienstverlening is volledig gratis. U kunt maximum vijf boeken lenen, de uitleentermijn bedraagt één maand. Raadpleeg ook onze online catalogus of surf naar faro.be/bibliotheek voor meer info.

Tip: ontdek ook de andere werken van Jos van Beurden in de FARO-bibliotheek of snuister door de aanwinsten van de voorbije drie maanden.

Zie ook:

Jos van Beurden, Het lege-vitrinesyndroom. Lastige vragen over koloniale collecties. Walburg Pers, ISBN 9789464562224

Foto: DESH via Pixabay

Katrijn Dhamers
herkomstonderzoek
teruggave
Studiedag