Journalist Geert Sels op het spoor van vermiste Belgische kunst

Monuments Men bij Slot Neuschwanstein (c) US National Archives

Eind 2014 won De Standaard-journalist Geert Sels De Loep 2014, de prijs voor de beste onderzoeksjournalistiek van de Nederlands-Vlaamse Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ). Hij werd gehuldigd omdat hij "in het dossier naziroofkunst de duidelijkste onderzoeksjournalistieke methode heeft gebruikt. Het gaat om oerdegelijke onderzoeksjournalistiek.” Sels breidt nu een uitgebreid vervolg aan zijn onderzoek. Met verrassende resultaten. Zo stelde hij een inventaris samen met daarop 1.662 voorwerpen van ‘Belgische kunst’ (schilderijen, litho’s, enz.) die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen.

Zo stelt hij in De Standaard van 3 mei dat “er in het Bonnefantenmuseum, het Frans Hals Museum, het Louvre en het Nederlands parlement” nog steeds werken hangen in Belgisch bezit. Aan de telefoon verklaart hij: “Hoewel de Belgische staat een vraag tot teruggave kan stellen, is dat nog niet gebeurd.” Bovendien kreeg Sels geen inzage in de databank die in de kanselarij van de (Belgische) eerste minister wordt bewaard, over kunst die tijdens de Tweede Wereldoorlog 'zoek' raakte in ons land. Sels: “Ze raadplegen kon niet om redenen van privacy en omdat diskettes van niet eens vijftien jaar geleden onleesbaar zouden zijn. Dat laatste kon ik dus niet verifiëren, omdat ze nooit vrijgegeven zijn.”

Topje van de ijsberg

Sels: “Wat ik twee jaar geleden ontdekte is dat dit maar het topje van de ijsberg was. Er was nog erg veel te onderzoeken en hele grote kwesties waren nog ver van opgehelderd. Mijn nieuw onderzoek spitst zich dus toe op Belgische kunst die tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen is, uit de collecties van musea, archieven enzovoort, maar ook van privépersonen. Mijn onderzoeksvraag was dus: wat ontbreekt er? En kunnen we dat matchen met wat er in het buitenland zit? Daarom ben ik naar de archieven van onder meer Koblenz, Parijs en Den Haag getrokken.”

Return to sender

Een deel(tje) daarvan is simpelweg na de oorlog verkeerd teruggestuurd. Sels: “Heel veel van wat na de oorlog door de Amerikaanse – en ook wel Britse – ‘Monuments Men’ is teruggevonden, werd simpelweg afgewerkt door een ‘return to sender’. Je kunt dus stellen dat ze facteurgewijs verkeerd ‘besteld’ werden. Als uit de Duitse documenten bleek dat een werk uit Parijs of Amsterdam kwam – nota bene twee steden die op dit vlak distributiecentra van de Duitsers waren - werd dat rücksichtlos terug naar daar teruggestuurd, zonder rekening te houden met de herkomst.”

In het artikel van woensdag 4 mei zoomt Sels in op Frankrijk. Ook dit buurland beheert ‘weesstukken’. En ook daar zijn werken bij met een Belgische herkomst. Hij telde er 21, verspreid over diverse Franse musea. Daaronder een Fragonard, een Kalraet, een Perronneau en een Rombout van Troyen in het Louvre. Er zit volgens Sels een duidelijke lijn in de trafiek. De spifiguur in dezen is de Nederlander Theo Hermsen. Op zaterdag 7 mei belandt hij met het onderzoek in Praag. “Ik kon vier werken opsporen in het Narodni Museum in Praag. Dat brengt me bij de weduwe Irma Van Gelder. Die was bijzonder bedrijvig – zij het zeer discreet – op de kunstmarkt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ten minste vijftig schilderijen vonden hun weg naar verschillende afnemers in nazi-Duitsland. Vele keerden later terug naar ons land. Maar lang niet allemaal.”

Roel Daenen