Organisatorische maatregelen voor een beter binnenklimaat

U hebt zelf meer controle dan u wellicht denkt over het binnenklimaat. Zelfs de goede werking van technische maatregelen en in mindere mate van bouwkundige maatregelen, staat of valt met menselijke monitoring, onderhoud en controle. Hier vindt u heel wat tips, die u ook als een checklist kunt gebruiken voor een verbetertraject.

Procedures en gedrag

  • Wees u bij alle taken en veranderingen bewust van de daaraan verbonden klimaatrisico's voor de collectie.
  • Voor welke strategie u ook kiest: monitor het klimaat. Ga aan de hand van klimaatmetingen zelf na waar in uw situatie de ongewenste invloeden zitten, of er defecten aan installaties zijn en wat de impact is van bepaalde activiteiten en gebeurtenissen op het binnenklimaat. Zelfs als u niet kunt investeren in een betere klimaatbeheersing, dan heeft u tenminste zicht op de risico's waar de collectie aan blootgesteld is en kunt u een argumentatie opbouwen.
  • Spreek een controle- en onderhoudsschema af voor het gebouw en de installaties, inclusief meetapparatuur.
  • Zorg voor een goede taakverdeling en overleg tussen de verantwoordelijken voor de collectie en die voor het gebouwbeheer, om de uitvoering van het onderhoud op te volgen.
  • Indien u beroep doet op de expertise en diensten van een externe onderhoudsfirma:
    • Stel een onderhouds- of raamcontract op, waarin taken, verantwoordelijkheden, snelheid van geleverde onderhoudsdiensten etc. precies en duidelijk zijn omschreven. Dit kost u wat meer tijd aan het begin, maar bespaart daarna veel werk en soms ook geld.
    • Zorg dat de verantwoordelijke binnen uw instelling voldoende kennis verwerft over het functioneren van de installatie en nauwkeurig een logboek van de onderhoudsbeurten bijhoudt. Het kan immers gebeuren dat u van onderhoudsfirma dient te veranderen (faillissement, ondermaatse diensten, besparingen, nieuwe overheidsopdracht etc.).
  • Laat jassen, tassen, hoofddeksels en paraplu's achter in een vestiaire bij de ingang. Wijs bezoekers vriendelijk op deze mogelijkheid en leg hen indien nodig uit waarom dit belangrijk is.
  • Bekijk of extra maatregelen nuttig zijn om de impact van een evenement of werken op het binnenklimaat te verkleinen. Bv. keuze van de ruimte, extra barrières of buffers om de objecten te beschermen, extra ventilatie, verwarming lager na de start van het evenement, extra ontvochtiging ...
  • Voer werkzaamheden zo veel mogelijk uit buiten de depotruimte, om het klimaat zo weinig mogelijk te verstoren. Zorg voor een degelijke werkruimte.
  • Open vitrines, lades en kasten niet meer dan nodig. 
  • Gebruik voor de schoonmaak geen emmers water.
  • Waak bij het uitvoeren van een bestrijdingsmethode over de aanwezigheid van de nodige bevochtiging. Voorzie na het invriezen van objecten voldoende tijd om te acclimatiseren vooraleer u de verpakking opent.
  • Ga voor een transport na wat de klimaatrisico's zijn en pak die aan. Vooral een verplaatsing van een vochtige naar een droge of van een koude naar een warme omgeving geeft risico's op mechanische schade en op condensatie. Voor interne transporten is het handig om de klimaatzones in kleur aan te duiden op een grondplan, zodat u snel kunt inschatten wanneer u extra tijd of maatregelen moet nemen. 

Gebouw

  • Zorg voor een vlotte afvoer van regenwater rondom het gebouw. Laat de dakgoten regelmatig ontstoppen en controleer of de leidingen goed aansluiten op een bassin of op de riolering. Herstel verschoven of afgewaaide dakpannen zo snel mogelijk.
  • Houd de bouwschil in goede conditie. Laat kapotte raampjes en kieren in de muren dichten. Pak vochtproblemen in de kelder aan, zodat het capillaire vocht geen problemen veroorzaakt in de rest van het gebouw. Signaleer koudebruggen.
  • Houd ramen en deuren zo veel mogelijk gesloten om de invloed van de buitenlucht te beperken en het binnenklimaat stabiel te houden. 
  • Natuurlijke ventilatie: het openen van een raam biedt voordeel in vochtige ruimtes, in het bijzonder in historische gebouwen. Doe dit enkel bij droog, gematigd weer en niet als er in de buurt fabrieken of drukke autowegen zijn. Meet eerst het buitenklimaat om zeker te zijn. Voorkom met een fijnmazige hor dat insecten binnenkomen.
  • Controleer muren, leidingen, installaties en afvoerputjes op vochtproblemen en grijp direct in als er één wordt opgemerkt.
  • Zorg voor goede vloermatten aan de ingang van het gebouw en voor het depot (ook goed tegen insecten en vuil).
Voorkomen van vochtproblemen in een gebouw. Tekening: © Canadian Conservation Institute
Voorkomen van microklimaten in een ruimte. Tekening: © Canadian Conservation Institute
Spoor vochtproblemen tijdig op en pak ze aan. Foto: Vlaamse Gemeenschapscommissie
Plaats objecten niet rechtstreeks op de grond. Foto: Provincie Limburg, fotograaf Tine Hermans
Archiefdozen zijn ademend en zorgen voor vochtbuffering. Inlijstingen waar daglicht opvalt, zijn een potentieel risico. Foto: Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Silicagel in luchtdichte dozen voor de bewaring van archeologische metalen. Foto: Depotwijzer.be
Dataloggers in een luchtdichte doos als test. Foto: Depotwijzer.be
Laat objecten niet langer dan nodig ingepakt in noppenfolie. Foto: Vlaamse Gemeenschapscommissie

Ruimtelijke planning en inrichting

  • Bewaar het erfgoed niet op een ongeïsoleerde en ongeventileerde zolder, wegens hoge temperaturen en uitdroging in de zomer. 
  • Vermijd kelders die niet volledig vochtvrij zijn. Schat hierbij ook het overstromingsgevaar in.
  • Gebruik de ruimtes met het meest stabiele binnenklimaat voor het bewaren van klimaatgevoelige voorwerpen. Ze liggen meestal centraal in het gebouw, hebben geen ramen en grenzen niet aan buitenmuren. Dit kunt u nagaan door middel van klimaatmetingen.
  • Zijn er toch ramen? Voorzie zonwering om grote temperatuurschommelingen te voorkomen.
  • Laat ruimte voor een natuurlijke ventilatie tussen muren en meubilair.
  • Meubilair in ongevernist hout kan een extra vochtbuffer vormen, hoewel andere voor- en nadelen wellicht de doorslag geven (zie Meubilair - Hout of metaal?).
  • Houd de stabiele en/of geklimatiseerde depotruimtes volledig voorbehouden voor collectiestukken en vrij van niet-collectie-items zoals publicaties, documentatie, verpakkings- en tentoonstellingsmateriaal.
  • Laat verven en vernissen voldoende lang uitdampen voor u objecten in de buurt plaatst, ook omwille van verontreiniging.

Plaatsing en verpakking

  • Plaats objecten die uit een vochtige omgeving komen niet meteen in de tentoonstelling of (terug) in depot: laat ze eerst langzaam drogen in een geventileerde ruimte. Denk aan: stukken die u geleend of verworven hebt van een beheerder zonder kwaliteitslabel, die uitgeleend werden aan een erfgoedgemeenschap voor het beoefenen van een traditie, die getransporteerd werden in natte weersomstandigheden of die in de openlucht opgesteld stonden.
  • Plaats voorwerpen minstens 10 cm van de vloer (luchtcirculatie en/of overstromingsbuffer).
  • Vermijd ongunstige microklimaten. Plaats voorwerpen op voldoende afstand van de buitenmuren, het plafond en de verwarming of andere klimaatinstallaties en laat ze niet langer dan nodig ingepakt in (bubbel)plastic.
    • Niet-geïsoleerde buitenmuren zijn vaak koud en vochtig door condensatie en optrekkend grondwater.
    • Dichtbij het plafond is het vaak warmer en droger, omdat warme lucht stijgt. Zeker in hoge ruimtes kan er stratificatie ontstaan: onderaan voelt het koud en blijft men verwarmen, terwijl het in de hogere luchtlagen steeds warmer wordt.
    • Rondom verwarmingselementen en de uitblaasopeningen van klimaatinstallaties heerst een microklimaat, dat negatief kan zijn voor de collectiestukken. 
  • Overweeg het gebruik van vochtbufferende en ademende verpakkingsmaterialen: zuurvrije papieren en kartonnen verpakkingen en in mindere mate katoenen hoezen zijn hygroscopisch (nemen vocht op) en zijn ademend (creëeren geen microklimaat). Een grote hoeveelheid organisch erfgoed, bv. een archief, heeft zelf een actieve bufferende werking.
  • Creëer positieve microklimaten: door voorwerpen in luchtdichte vitrines, kisten, dozen of conserverende inlijstingen op te bergen, minimaliseert u de invloed van een instabiel klimaat. Voorkom opwarming van deze microruimte om schommelingen en chemische aftakeling tegen te gaan.
  • Voeg bij vochtgevoelige objecten silicagel in geperforeerde minigripzakjes of kant-en-klare cassettes (Pro Sorb, Art Sorb) toe in de luchtdichte container voor een optimaal resultaat. De filmpjes hieronder tonen u hoe dat moet.
    • Silicagel met een indicator (oranje of neo-blue kleurstof) is duurder dan de witte of glazige korrels. De bufferende werking is dezelfde, maar de indicator geeft aan wanneer de korrels verzadigd raken. Gebruik daarom een mengsel van 1/3 of 1/4 gekleurde korrels en voor de rest de niet-indicatieve soort.
    • Verzadigde silicaatkorrels kunt u enkele keren regenereren door ze op te warmen in een heteluchtoven als ze veel vocht hebben opgenomen of door het toevoegen van water als ze uitgedroogd zijn. De korrels herwinnen zo ongeveer 80% van hun absorptievermogen. Vraag de richtlijnen na bij de aankoop.
    • Wilt u meer weten over silicagel, de juiste hoeveelheid bepalen of de korrels regenereren? Dat staat uitgebreid beschreven in het hoofdstuk 'Hoe creëert u een gunstig microklimaat?'.


 

Tekeningen: Canadian Conservation Institute. Foto's: © Vlaamse Gemeenschapscommissie, Provincie Limburg en Depotwijzer.be.