Verkeerde temperatuur

Vergeling van papier ingelijst in een permanent verwarmde omgeving, mogelijk door verkeerde temperatuur in combinatie met licht en straling. Foto: © Anne-Cathérine Olbrechts

Een hoge temperatuur versnelt de chemische aftakeling van veel materialen: denk aan het corrosieproces. In combinatie met een vochtig klimaat neemt de kans op schimmelvorming toe. Bij een lage temperatuur worden polymeren en andere materialen breekbaar als glas (‘glastransitietemperatuur') en is het gevaarlijk om bijvoorbeeld een schilderij met een polymeervernis te verplaatsen. Temperatuurschommelingen zijn dan weer bedreigend voor voorwerpen uit verschillende materialen met elk een andere uitzettingscoefficiënt.

Goed om weten: temperatuur werkt samen met andere schadefactoren. Houd ook daar rekening mee.

Wat volgt is een vertaling van de tekst Agent of Deterioration: Incorrect Temperaturegeschreven door onderzoeker Stefan Michalski en gepubliceerd door het Canadian Conservation Institute. 

Wat is 'een verkeerde temperatuur'?

Temperatuur is, in tegenstelling tot brand, water, ongedierte, enz., geen schadefactor op zich. Vanuit de risico's voor een collectie spreken we beter van verkeerde temperatuur. Daar zijn drie vormen van:

  • Een te hoge temperatuur: deze categorie verdelen we in chemische, biologische en fysische processen. Voor erfgoedinstellingen is het chemische proces het belangrijkste: een normale kamertemperatuur is veel te hoog om onstabiele materialen die door de mens zijn gemaakt op lange termijn te bewaren. Denk vooral aan fotografisch en beeldmateriaal, klank en tekst. In de meeste erfgoedinstellingen baren deze documentaire/archiefcollecties zorgen bij een verkeerde temperatuur.
     
  • Een te lage temperatuur: over het algemeen is een lage temperatuur goed voor de meeste collecties, behalve voor materialen die uit polymeren zijn samengesteld. Verflagen bijvoorbeeld worden broos en breekbaar. Voorzichtig hanteren of niet hanteren als de temperatuur gelijk is aan of lager is dan de glastransitietemperatuur (waarde is afhankelijk van het materiaal), neemt de grootste risico's weg. 
     
  • Fluctuaties (= schommelingen) in de temperatuur: deze factor zette de meeste erfgoedinstellingen er vele decennia lang toe aan om het klimaat te beheersen. Vaak gebeurde dat in samenhang met de relatieve vochtigheid. De nadruk op temperatuurschommelingen was in het verleden echter te groot. 

Hoewel deze drie categorieën elkaar overlappen als het gaat over de te nemen maatregelen, is het verstandig ze afzonderlijk te beoordelen in de risicoanalyse. 

Vooraf: over bezoekers, energie, de omgeving en duurzaamheid

Temperatuurbeheersing kan in een erfgoedinstelling botsen met aspecten van menselijk comfort, energiekosten, de impact op de omgeving en duurzaamheid.

Vroeger werden richtlijnen over de temperatuurbeheersing vooral bepaald op basis van het menselijk comfort, een beperkte hoeveelheid wetenschappelijke kennis, vrij veel veronderstellingen over mogelijke schade door een ongecontroleerde omgeving en een ongelukkige tendens om één rigide streefwaarde centraal te stellen. Vandaag leeft er wereldwijd een toenemende bezorgdheid over hoe we energiebronnen verstandig en duurzaam kunnen inzetten. Daardoor kunnen we dergelijke veronderstellingen niet langer klakkeloos overnemen. 

De centrale vraag is dan ook: 'Waar moet de temperatuurbeheersing op focussen en waarom?'. Dit hoofdstuk schetst wat we zeker weten over de noden van een collectie en waar grote risico's ontstaan.

Aftakeling door verkeerde temperatuur: de meest gevoelige collecties 

Een te hoge temperatuur

Een te hoge temperatuur. Grafiek gemaakt met behulp van de online applicaties van de TUEindhoven.

Cumulatieve chemische schade door blootstelling aan een temperatuur die snelle aftakeling veroorzaakt

Veel voorwerpen die vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zijn gemaakt, zijn auto-destructief en takelen af binnen een mensenleven. Denk bv. aan papier, fotografisch materiaal, rubber en vele plasticsoorten. Aan die lijst kunnen we ook moderne elektronische opnames toevoegen, van analoge tapes tot digitale cd's.

In onderstaande lijst en tabel ziet u een overzicht van materialen in erfgoedinstellingen en hun chemische gevoeligheid voor de normale kamertemperatuur, meteen ook de belangrijke vorm van te hoge temperatuur. U vindt er ook een indicatie van hun levensduur. Omdat hydrolyse door zuren de belangrijkste oorzaak is van deze aftakeling, speelt ook relatieve vochtigheid een rol. Maar temperatuur blijft de belangrijkste factor.

Behalve de materialen die reeds zuur zijn bij hun productie, zijn er ook die zuur zijn geworden door de blootstelling aan externe of interne polluenten, zoals textiel, papier en leer. Het gaat vooral om zwaveldioxide door de luchtvervuiling uit de 19e en 20e eeuw.

Extreme voorbeelden van hoge gevoeligheid zijn cellulosenitraatfilm en dito platen (vooral gemaakt tussen 1896 en 1952). Ze worden poederig en kleverig. Zwaar afgetakelde films op rol kunnen zelfs ontbranden bij een temperatuur boven 38°C. Erfgoedinstellingen moeten ze identificeren (brandgevaar!) en isoleren.

Chemische gevoeligheid van materialen voor kamertemperatuur:

  • Lage gevoeligheid: hout, lijm, linnen, katoen, leer, papier uit lompen, perkament, olieverf, eitemperaverf, aquarel beelddragers en preparatielagen. Er bestaan voorbeelden van deze materialen die 1.000 tot 3.000 jaar in een droge grafcontext of een droge gesloten omgeving van ca. 20°C zijn bewaard. Ze waren afgeschermd van elke zure omgeving, zoals luchtvervuiling tijdens de Industriële Revolutie, en zijn ooit vochtig geweest. Huid, botmateriaal en ivoor van de mammoet hebben 40.000 jaar overleefd in bevroren toestand.
     
  • Medium gevoeligheid: naar de huidige norm stabiel fotografisch materiaal dat bruikbaar blijft met weinig of geen verandering, zoals 19e-eeuwse zwart-witglasnegatieven en zwart-witnegatieven uit de 20e eeuw op polyesterfilm.
     
  • Hoge gevoeligheid: zuur papier en bepaalde filmsoorten worden broos, bruin en moeilijk toegankelijk, bv. kranten en boeken van lage kwaliteit en papier van na 1850. Acetaatfilm krimpt en de beeldlaag barst. Cellulose en vele vroege plasticsoorten worden geel, breken en vervormen. Natuurlijke materialen die zuur worden door pollutie (bv. textiel, leer) verzwakken en kunnen uit elkaar vallen.
     
  • Heel hoge gevoeligheid: het zogenaamde onstabiele materiaal, zoals magnetische beelddragers, wordt onafspeelbaar: bv. video- en audiotapes, data, floppydisks enz. Het minst stabiele fotografisch materiaal takelt af, bv. kleurenprints vervagen (in het donker), materiaal van lage kwaliteit vergeelt en valt uit elkaar. Dit gebeurt sneller als het in een grote hoeveelheid is verpakt. Vele elastische polymeren, van rubber tot polyurethaanschuim, worden broos of kleverig of vallen uit elkaar. Bepaalde acrylverfsoorten op bepaalde dragers op doek vergelen snel.

Levensverwachting van materialen bij verschillende temperatuur:

Geschatte levensverwachting van objecten bij verschillende temperaturen


Opmerking: de meeste materialen in een gemengde collectie vallen in de lage gevoeligheidscategorie en bleven eeuwen en zelfs millennia bewaard zonder de huidige zorg voor hun bewaartemperatuur. Dat gebeurde in een omgeving met een gematigde temperatuur en beschermd tegen invloeden van de Industriële Revolutie. Denk aan een landelijke omgeving of een gesloten omgeving: een gebouw, doos of de structuur van het voorwerp zelf (bv. de binding die een boek beschermt). 

Praktische vuistregel: elke verlaging van de temperatuur met 5°C verdubbelt de levensduur van een voorwerp, zoals uit de tabel blijkt. Er is controverse over de criteria om de levensverwachting van een voorwerp te bepalen - hoeveel vergeling, verstoring of uit elkaar vallen moet er zijn? - maar het staat buiten kijf dat de regel steek houdt. 

Fysische schade in periodes van te hoge temperatuur

Sommige voorwerpen bevatten materialen die vervormen en verzwakken, of zelfs smelten boven een bepaalde temperatuur. In deze tabel ziet u een lijst van enkele bekende transitietemperatuurwaardes met voorbeelden van mogelijke schade aan objecten:

Temperatuur

Te hoog, boven 60°C




 

Te hoog, boven 60°C



 

Te hoog, boven 45°C





 

Te hoog, boven 30°C







 

Te laag, onder 10°C







 

Te laag, onder 5°C

 

Te laag, onder -30°C

 

Te laag, onder -40°C

Fysisch effect en gevoelig materiaal

Vervormingstemperatuur voor vele plastics (PET, acryl, HDPE, ABS kunststof, nylon tussen 65 en 90°C).

 

Verdwijnen van inwendige druk in biaxiaal PET dat normaal eeuwen duurt, zal zich na enkele uren of dagen voordoen.
 

Smelten of zacht worden van was: bv. paraffinewas op 47-65°C, bijenwas op 60°C, carnaubawas op 80°C.


 

Mengsels met was vervormen, splitsen of vormen uitbloei; chocolade smelt op 34°C; verschillende polyvinylacetaatlijmen verzachten aanzienlijk en verliezen sterkte.

 

Vervormbaar tot broze overgang in koolstofstaallegeringen sterk afhankelijk van gehalte aan koolstof (aluminum- en koperlegeringen ondergaan geen dergelijke transformatie).


 

Acrylverf, leerachtig en sterk bij kamertemperatuur, bereikt zijn glastransitietemperatuur.

Glastransitietemperatuur van olieverf.
 

Gevoelig voor transitie naar broosheid: acrylverf en vele andere polymeren die leerachtig en sterk zijn bij kamertemperatuur, worden glasachtig of zelfs breekbaar bij -40°C. Krimp wordt aanzienlijk en dus kan elke spanning breuk veroorzaken.

Voorbeelden van gevoelige objecten

Plastic voorwerpen, plastic cassettes met elektronische media en optische media vervormen snel en onomkeerbaar bij deze temperatuur.

De basis van magnetisch materiaal (video, audio of tapes met data, floppydisks) vervormt onherstelbaar. Opnames kunnen onleesbaar worden.

Schilderijen: olieverfschilderijen bedoekt met washars kunnen lossen van hun bedoeking. Encaustiek schilderijen worden zacht. Wasafwerklagen, kaarsen, zeep verzachten of vervormen onherstelbaar.

Bepaalde voedselsoorten en cosmetica vervormen, veroorzaken uitbloei en splitsen. Montages van papier, hout of herstelde keramiek, met gebruik van witte lijm kunnen uit elkaar vallen, zeker in combinatie met een hoge relatieve vochtigheid.

Bekende voorbeelden zijn de vliegtuigen uit WO II die onverwacht zijn gebarsten in het koude Atlantische Noorden. Toestellen in gebruik of geladen toestellen in industriële collecties bijvoorbeeld  vormen meer een risico in de winter dan in de zomer. 

Acrylverf wordt meer gevoelig voor schokken en stoten dan bij kamertemperatuur.

Olieverf wordt meer gevoelig voor schokken en stoten dan bij kamertemperatuur

Acrylverf wordt extreem gevoelig voor schokken en stoten. De meeste rubbersoorten en elastische plastics die sterk en leerachtig zijn bij kamertemperatuur, worden heel gevoelig. Sommige plasticcomponenten kunnen breken als ze onder spanning staan, bv. wijzerplaten bevestigd op hout of metalen elementen. 
 

Naast de 'exotische' voorbeelden van voedsel, cosmetica, was en het occasionele probleem van herstellijmen die lossen, is het meest betekenisvolle voorbeeld in deze tabel ongetwijfeld de onherstelbare vervorming van moderne plastics. Vele elektronische media verdragen een lichte vervorming voor ze onleesbaar worden. Een voorbeeld in het dagelijkse leven is het snelle vervormen van videocassettes, cd's en dvd's als ze in rechtstreeks zonlicht worden bewaard. Belangrijk om te weten is dat de temperatuur die deze snelle vervorming veroorzaakt (~60°C) de klimaatrichtlijnen van de noden van zo'n materiaal behoorlijk overstijgt.

Extreme voorzorgsmaatregelen zorgen altijd voor een grote veiligheidsmarge, maar vanuit het perspectief van een risicoanalyse is het nuttig te weten welke exacte temperatuur over welke periode een ramp veroorzaakt in een collectie. Concreet: hoeveel minuten of uren in ~60°C zijn er nodig om een object op te warmen? 

Verderop in deze bijdrage leest u in het onderdeel 'Temperatuurschommelingen' meer over fysische schade door het uitzetten van materialen, veroorzaakt door het verhogen van de temperatuur zelf. 

Biologische schade in periodes met een temperatuur die hoog genoeg is om groei te bevorderen  

Boven ongeveer 4°C ontstaat actieve schimmelgroei en boven ongeveer 10°C worden insecten actief. Houd er dus rekening mee dat wanneer u bepaalde collecties (bv. met wol en veren) verwarmt naar een comfortniveau, niet alleen de verwarmingskosten zullen stijgen, maar ook de kans op schimmelgroei zal verhogen. Ook het risico op insectenvraat neemt toe.

Een te lage temperatuur

Vriestemperaturen. Foto: Elmira Ashirova via Pixabay

Te lage temperaturen veroorzaken mogelijk fysische schade. Veel polymeren die zijn ontworpen om bij kamertemperatuur sterk te zijn, worden stijf en zelfs breekbaar als de temperatuur daalt. Het gaat dan vooral om moderne schilderijen en afwerklagen. Het meest risicovolle voor een collectie is niet de verandering zelf, maar dat deze objecten kunnen barsten als ze worden verplaatst. Een overzicht hiervan vindt u in bovenstaande tabel. De verandering in breekbaarheid (glastransitietemperatuur) is tegelijk vroeger en meer dramatisch bij acrylverf dan bij olieverf.

Onderzoek naar de vriesbehandelingen (temperatuur tot -30/-40°C) tegen insectenvraat toont aan dat er slechts bij enkele voorwerpen lichte schade optreedt. Het is momenteel niet zeker of die het gevolg is van de te lage temperatuur of de schommelingen. Alles bij elkaar genomen zijn de risico's door lage temperatuur bij de meeste voorwerpen die gevoelig zijn voor insectenvraat, veel kleiner dan door de insectenvraat zelf. 

Temperatuurschommelingen

Bronnen van verkeerde temperatuur

Binnenvallend zonlicht. Foto: Tigermoon via Pixabay
Verlichting in een vitrine kan opwarming veroorzaken. Foto: The National Infantry Museum via Flickr, CC BY 2.0
Een radiator veroorzaakt een lokaal microklimaat met een veel hogere temperatuur. Foto: Ri via Pixabay
Bij een transport moet u bedacht zijn op temperatuurschommelingen. Foto: Musea en Erfgoed Antwerpen

Zonlicht

Rechtstreeks zonlicht kan de oppervlaktetemperatuur van donker geïsoleerde materialen die naar de zon zijn gericht (bv. donker hout, textiel en plastic), snel tot 40°C boven de omringende temperatuur doen stijgen. Op een zonnige dag bereiken dergelijke oppervlakken wel eens 75°C. Als ze ingesloten zijn door glas, zijn zelfs nog hogere temperaturen mogelijk.
Zonnestralen hebben de kracht om al de te hoge temperaturen zoals die zijn opgelijst in de bovenstaande tabel, nog te overstijgen. Ook de gevoeligheidscategorieën voor aftakeling stijgen met factor honderd als voorwerpen vaak door de zon worden bestraald. Papier ingelijst in glas en met een bescherming aan de achterzijde is het meest gevoelig.

Elektrische verlichting

Gloeilampen en kwartshalogeenlampen veroorzaken een opwarming van het oppervlak door hun hoge gehalte aan infraroodstraling. Gloeilampen hebben een hoger infraroodgehalte dan zonnestralen. Na rechtstreeks zonlicht zijn gloeilampen in vitrines de meest courante bron van extreme temperatuurschommelingen in musea (en ook van RV-schommelingen). 

Gebouwen en hun klimaatbeheersysteem

Vele vormen van verkeerde temperatuur worden gemeten naast radiatoren en luchtventilatie. In kamers met een gebrekkige of haast geen ventilatie ervaren de buitenmuren grotere fluctuaties dan het kamergemiddelde. De plafonds zijn altijd warmer, de vloeren altijd kouder. 

Objecten in transit

Het risico op een verkeerde temperatuur is tijdens een verplaatsing hoog, zeker voor schilderijen. De temperatuur in ongecontroleerde voertuigen kan in de zomer veel hoger liggen dan buiten en in de winter is ze in een vrachtwagen veel lager dan de 'te lage temperatuur' voor acrylschilderijen. Zelfs een snelle verplaatsing tussen het depot en de tentoonstellingsruimte kan licht verpakte schilderijen breekbaarder maken dan u zou verwachten. 

Een 'verkeerde temperatuur' beheersen

U kunt niet streven naar 'geen temperatuur', wat bij andere schadefactoren wel kan: geen insecten, geen brand enz. We moeten eerst de verschillende verkeerde en correcte temperaturen definiëren om te weten wat we willen beheersen en we moeten ook de gevoeligheden van de collectie (zie bovenstaande tabellen) bepalen. Bedenk daarbij: de mens is geen goed referentiepunt. Wij houden van een temperatuur van zowat 21°C, met niet meer dan 2°C schommeling, als we zitten. Dat uitgangspunt is verkeerd voor de meeste archiefmaterialen en voor onstabiele plastics.

Vermijden

  • Plaats geen organisch of fragiel anorganisch materiaal in ruimtes met direct zonlicht. Grote voorwerpen in opslagruimtes buiten plaatst u beter niet in vol zonlicht als de materialen uit hout, verf, leer, rubber, textiel of plastics bestaan.
  • Vermijd bronnen van verkeerde temperatuur tijdens het ontwerpstadium van gebouwen. Zorg voor een passieve thermische controle om geïsoleerde muren te maken met een hoge thermische massa. Zo worden schommelingen in de buitentemperatuur over verschillende dagen en weken uitgevlakt.
  • Maak geen gebruik van onbetrouwbare mechanische systemen die moeilijk te onderhouden zijn. Vermijd liever extreme condities als gevolg van een systeem dat jarenlang niet functioneert, dan routineuze kleine fluctuaties van dag tot dag. 
  • Vermijd het winterse verwarmen van collecties met onstabiele materialen, zoals vermeld in de tabel hierboven. Haal voordeel uit de winter door het vermijden van chemische aftakeling, ongedierte en schimmels.

Blokkeren

  • Blokkeer het zonlicht met luiken en luifels, en met daken over voorwerpen die buiten staan.
  • Gebruik isolatie of zorg ten minste voor een ventilatieruimte (10 cm of meer) tussen objecten en buitenmuren, koude vloeren en warme plafonds.
  • Isoleer kunstwerken in transit in een kist of met dekens als u ze met de hand over korte afstand verplaatst.

Detecteren

  • Monitor de temperatuur. Van alle schadefactoren is de temperatuur wellicht het eenvoudigst en het goedkoopst om precies te meten.
  • Detecteer tekenen van chemische schade, zoals bruin breekbaar papier en aftakelende foto's. Deze voorbeelden kunt u gebruiken als een algemene indicatie als het beleid niet vertrouwd is met onstabiele materialen. Als u duidelijk wil maken dat de temperatuurbeheersing in het verleden niet correct was, hebt u een nauwkeurig conditierapport nodig en goede temperatuurmetingen over die periode.
  • Detecteer tekenen van oude mechanische schade, maar interpreteer ze zorgvuldig voor u conclusies trekt over de temperatuurbeheersing. Restauratoren tonen vaak gebarsten meubelen en schilderijen met craquelures als bewijs dat ze klimaatinstallaties nodig hebben. Terwijl dat waar kan zijn voor beheersing van de relatieve vochtigheid, is het bijna nooit een bewijs dat de beheersing van de temperatuur niet voldoende was.  

Reageren

  • Maak gebruik van mechanische systemen zoals verwarmingstoestellen en aircotoestellen gecontroleerd door een thermostaat. Betrouwbaarheid van de toestellen is essentieel.  
  • Reageer op het aspect van onstabiele materialen die zullen verdwijnen in één generatie door de temperatuur te verlagen (of door andere archiveringsstrategiëen, zoals het overzetten van de informatie naar stabiele (bv. digitale) media). 
  • Isoleer voornamelijk onstabiele materialen in collecties, zoals slecht geproduceerde negatieven, onderdelen in urethaanschuim, rubberen voorwerpen, vermengd met meer stabiele materialen. Deze vallen vaak visueel op als bronnen van vergeling, en worden best verwijderd en afzonderlijk opgeslagen omdat hun afbraakproducten andere materialen beschadigen.

Remediëren

  • Mechanische breuk kan vaak worden hersteld, hoewel de breuknaden zichtbaar zullen blijven.
  • Fysische vervorming, als gevolg van extreme hoge temperatuur kan niet worden weggewerkt.
  • Chemische veroudering kan niet worden behandeld.

Strategieën voor een degelijke en een volkomen praktijk ('basic' en 'optimum control') 

Degelijke praktijk

Gebruik geen ingewikkelde, energieverslindende en onderhoudsonvriendelijke klimaatinstallaties!

  • Verzeker betrouwbare muren, daken, ramen, en deuren met goede isolatie, en verkies hoge massieve muren met een thermische inertie, hoog isolatievermogen en vochtbufferende capaciteiten.
  • Zorg ervoor dat rechtstreeks zonlicht de materialen niet kan bereiken, zeker de meest kwetsbare materialen die al zullen lijden onder een enkele dag met zonlicht.

Met deze twee bovenstaande stappen zullen alle fysische risico's van verkeerde temperatuur worden vermeden, maar materiaal met een hoge gevoeligheid zal toch een korte levensduur blijven hebben. 

  • Inspecteer archieffilmcollecties en bewaar snel aftakelende negatieven gescheiden (door lage productiekwaliteit) van de rest van de collectie. Scheid alle cellulosenitraatfilms om een aanval door zuren op andere materialen in de omgeving te vermijden en om het risico op brand te vermijden.
  • Inspecteer gemengde collecties en moderne kunstcollecties, en verwijder snel aftakelende nitraten, plastics, rubber en urethanen die naburige materialen kunnen besmetten

Volkomen praktijk

Verschillende collecties, verschillende situaties, verschillende beheersmaatregelen

Volg de degelijke praktijk zoals boven en integreer het volgende indien nodig:

  • Identificeer de stabiliteit van de materialen in archiefcollecties en in gemengde historische collecties, en voorzie indien nodig een koude of koele opslag. Koude opslag kan variëren van een enkele vriezer tot opslag op niveau van het gebouw. Kleine musea kunnen overwegen om samen te werken met andere erfgoedinstellingen. 
  • Hebt u te maken met een gemengde collectie die gedurende meerdere tientallen jaren in een oud gebouw is gebleven zonder merkbare verandering tijdens de laatste 10 jaar? 'Verbeter' de beheersing dan niet (bv. nieuwe componenten toevoegen of hun werking veranderen, zoals meer verwarmen in de winter), zonder zorgvuldig na te gaan wat de huidige verkeerde temperatuur is en of die daadwerkelijk meer schade toebrengt dan de eventuele 'verbeteringen'. Verzeker de betrouwbaarheid en het langetermijnonderhoud van alle huidige bouwelementen en beheersmethodes, eerder dan het veranderen van de klimaatdoelstellingen.
  • Als u klimaatbeheersing van het volledige gebouw in overweging neemt, herken dan de beperkingen van de bouwschil als het gebouw zelf historische waarde heeft. Een tabel van de vijf gebouwtypes (ASHRAE) in hun vermogen om het klimaat te beheersen, vindt u terug op de pagina 'Gebouwklasse'. Selecteer en implementeer een geschikte ASHRAE minimum- en maximumwaarde en een niveau van toegelaten schommelingen.
  • Wanneer u reizende tentoonstellingen wil exposeren, dan moet u er rekening mee houden dat sommige grote uitlenende instellingen de ASHRAE klimaatklasse A eisen, of soms AA. Dan zijn vaak gebouwen nodig die hierop zijn ontworpen. Overweeg dan het box-in-boxprincipe of de 'cocon'benadering.