Charonia lampas met sluitplaatje, © Roland De Prins
Periostracum, © Roland De Prins

Wat zijn schelpen?

Schelpen zijn de exoskeletten van weekdieren. Ze ondersteunen of beschermen het weke weefsel van het dier. Algemeen genomen is een schelp hoofdzakelijk opgebouwd uit anorganisch materiaal (calciumcarbonaat) en een klein deeltje organisch materiaal (conchioline).

  • Het calciumcarbonaat komt voor in drie kristalvormen waarvan de twee meest voorkomende calciet en aragoniet zijn.
  • Het organische gedeelte conchioline is vergelijkbaar met het pantser van insecten (chitine) en is vooral aan de buitenkant van de schelp (periostracum) en in het sluitplaatje (operculum) van vele gastropoda (slakken) te vinden.

Schelpen en schelpmateriaal herkennen

In collecties en musea zijn schelpen te vinden in allerlei vormen en stadia. Van de natuurlijke onbewerkte schelp zelf tot bewerkte schelpen en schelpfragmenten die gebruikt worden voor het vervaardigen van kunstvoorwerpen, etnografische objecten, sieraden, inlegwerk enz. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende materiaalvormen. Zo vraagt elke vorm wel een andere aanpak qua bewaring, manipulatie en restauratie. Het is daarom aan te bevelen om ze onder te verdelen in volgende categorieën:

Natuurlijke schelpen

Natuurlijke schelpen zijn schelpen die zonder enige manipulatie (uitgezonderd het verwijderen van het dier en het reinigen van de schelp zelf) in collecties te vinden zijn.
Het zijn dus hoofdzakelijk schelpen gebruikt voor onderzoek- en referentiemateriaal (natuurhistorische collecties, wetenschap), verzamelobjecten (hobby, verzamelaars, rariteitenkabinetten) of als decoratieve en educatieve stukken. Schelpen gevonden in de zee, zoetwater of op het land, ontdaan van de weke delen, proper gereinigd en zonder enige andere manipulatie, vallen onder deze categorie.

Fossiele schelpen

Fossielen zijn de overblijfselen van dieren of planten uit een ver verleden. Het zijn vooral dieren met harde delen die gefossiliseerd worden en daarom ook vaak overvloedig te vinden zijn. Schelpen vertegenwoordigen een belangrijke groep binnen de paleontologie en sommige soorten zijn soms zo typisch voor een bepaald tijdperk of een geologische laag dat ze gebruikt worden als index- of gidsfossielen.

Mortoniceras inflatum. Wikimedia commons, CC BY-SA 3.0

Een fossiele schelp kan volledig of gedeeltelijk gefossiliseerd zijn. Dat betekent dat de oorspronkelijke bouwstof calciumcarbonaat gewijzigd is of totaal vervangen werd door een ander mineraal of gesteente. Bij een volledige fossilisatie is vaak de vorm van de schelp nog hetzelfde of herkenbaar, maar het materiaal waaruit het bestaat niet.

Omdat fossiele schelpen een anorganische metamorfose hebben ondergaan, leunt de manipulatie en conservering ervan eerder aan bij gesteenten en mineralen dan bij recente schelpen zelf.

Archeologische vondsten

Schelpen en schelpfragmenten worden regelmatig gevonden tijdens archeologische opgravingen. Ze vertellen vaak meer over een volk of site dan men op het eerste gezicht denkt. Zo kunnen ze een beeld geven van wat er op het menu stond of welke rol een bepaalde site speelde in de toenmalige samenleving. Schelpen kunnen ook inzicht geven in de ruilhandel met andere volkeren.

Bij bepaalde beschavingen worden zelfs schelpen gevonden die afkomstig zijn uit een zeegebied dat honderden tot duizenden kilometers ver van de site gelegen is. Het feit dat ze daar gevonden worden, toont aan hoe belangrijk schelpen waren voor dat volk en wijst op het bestaan van contact en handel met de aan de kust gelegen volkeren.

Archeologische vondsten van schelpen kunnen, afhankelijk van de plaats en het type bodem waar ze gevonden werden, qua bouwstof en samenstelling sterk gewijzigd zijn. Ook opgelopen verontreinigingen (door langdurig in de bodem te zitten), hebben een grote impact op het schelpmateriaal. Zo kunnen metalen (ijzer ...) en andere stoffen ( kleurstoffen, voedsel ...) die zich op of in de schelp bevinden, tot verkleuring of kristallisatie leiden. Ook hier is het dus weer, wat conservatie en manipulatie betreft, anders werken dan pakweg bij natuurlijke schelpen.

Bewerkte schelpen

Onder bewerkte schelpen verstaan we vooral schelpen voor decoratief of artistiek gebruik. De schelpen in deze categorie zijn vooral gebleekt, gepolijst en/of geslepen. Ze zijn bedoeld voor de toeristische industrie en worden als 'shell craft' verkocht.

Bewerkte schelpen, © Roland De Prins
Bewerkte schelpen, © Roland De Prins
Schelp niet bewerkt en bewerkt, © Roland De Prins


Het slijpen en polijsten heeft als doel de vorm en de glans te manipuleren waardoor ze attractiever worden voor verkoop. Met het bleken worden onzuiverheden verwijderd en de kleuren versterkt. De overgrote meerderheid van schelpen, aangeboden in souvenir- en decoratiewinkels, zijn zeer algemene soorten en hebben dit proces ondergaan. Het slijpen, polijsten en bleken heeft een onomkeerbare impact op de verschillenden minerale lagen waaruit de schelp is opgebouwd

Schelpmateriaal en bewerkt schelpmateriaal

Hieronder verstaan we materiaal dat afkomstig is van schelpen, maar waar de oorspronkelijke schelp niet meer herkenbaar is. Deze schelpfragmenten worden vaak in een bepaalde vorm gesneden of bewerkt om ze dan later in combinatie met andere materialen te gebruiken. Tot deze categorie behoren o.a. stukjes schelp die gebruikt worden als inlegwerk voor meubels, muziekinstrumenten, siervoorwerpen, cameo's, kunstvoorwerpen en etnografische objecten.

Bewerkt schelpmateriaal, © Roland De Prins
Cameo, © Roland De Prins
Schelpenkunst voor toeristen, © Roland De Prins


De bewerkte schelpen en schelpfragmenten maken vaak deel uit van (kunst-)voorwerpen die nog andere materialen bevatten zoals hout, metaal, ivoor ... Het herkennen van de vaak kleine stukjes schelpmateriaal en achterhalen van welke schelpensoorten ze oorspronkelijk afkomstig zijn, is heel moeilijk en specialistenwerk. Voor een correctere restauratie van een object is het dus van groot belang om de juiste stukjes schelpmateriaal te herkennen en ze te gebruiken om zo de ontbrekende of aangetaste schelpfragmenten juist te restaureren.

Parels en parelmoer

Wat gebruik betreft valt parelmoer eigenlijk onder de vorige categorie, maar omdat parelmoer een bijzondere conchiologische structuur heeft (de opbouw van de schelpenlaag is verschillend met de klassieke structuur van schelpen) en dus ook andere eisen stelt qua manipulatie en conservatie, wordt het apart behandeld.

Parelmoer is, door zijn prachtige iriserende kleuren en glans, het meest gegeerde schelpmateriaal. U kunt het vrijwel overal terugvinden, van gebruiksvoorwerpen over verzamelobjecten, sieraden, kunstvoorwerpen tot objecten uit de oudheid.

Parelmoer knopen, © Roland De Prins
Waaier met parelmoer, © Roland De Prins
Inlegwerk parelmoer - Bethlehem, © Roland De Prins
Inlegwerk parelmoer, © Roland De Prins
Parels, © Roland De Prins


Er zijn echter grote verschillen in kwaliteit tussen verschillende parels en parelmoer. Bepaalde soorten parelmoervormende schelpen produceren een betere en hogere kwaliteit dan andere. Zo kan de parelmoerlaag dikker zijn of mooiere iriserende kleuren hebben.

Het herkennen van de kwaliteit en de herkomst is voor een leek onbegonnen werk en ook hier is het raadzaam een specialist te raadplegen. Op basis van het type parelmoer dat werd gebruikt, kan een specialist ook slechte restauraties, vervalsingen en andere onregelmatigheden opsporen.

Door weekdieren geproduceerde materialen

Soms lijkt iets op een schelp maar is het dat niet. Het herkennen van op schelpen gelijkend materiaal is van belang omdat de structuur en bouwstenen waaruit het opgebouwd is verschillen van de 'echte' schelpen of schelpstructuur.

Een mooi voorbeeld is de Argonauta-schelp, die qua vorm vergelijkbaar is met de Nautilus-schelp. Beide zijn afkomstig van een inktvis, maar de schelp van een Argonauta is geen echte schelp maar een eikapsel geproduceerd door de vrouwelijke inktvis.

Argonauta, een eikapsel, © Roland De Prins
Nautilus schelp, © Roland De Prins


Ook door weekdieren geproduceerd (niet-schelp)materiaal kunt u in een depot of museale omgeving tegenkomen. Het zijn vooral de door het schelpdier gevormde, organische schelpgerelateerde materialen zoals het operculum (sluitplaatje van gastropoda), delen van het periostracum (buitenste organische beschermlaag) of de bysusdraden (bv. baard mossel) die u zal aantreffen.

Cookia sulcata operculum. Wikimedia Commons, publiek domein
Turbo petholatus operculum. Wikimedia Commons, CC BY-SA 4.0
Adviseur behoud en beheer
T
02 213 10 86